ECLI:NL:RBDHA:2025:1365

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
C/09/678075 / JE RK 25-7
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige persoonlijkheidsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beschikking betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen voor twaalf maanden en een machtiging te verlenen voor uit huis plaatsing in een gesloten accommodatie voor zes maanden. De minderjarige vertoont hevige persoonlijkheidsproblematiek, stemmingswisselingen, en heeft suïcidale uitspraken gedaan. Daarnaast is er zorgwekkend gedrag geconstateerd, zoals het pijn doen van dieren en manipulatief gedrag. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn onvoldoende in staat om een veilige opvoedsituatie te bieden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling en het gedrag van de minderjarige ernstig zijn en dat er een jeugdbeschermer betrokken moet blijven. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor twaalf maanden en de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor zes maanden toegewezen, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter benadrukt het belang van de hulpverlening en de noodzaak van een behandelplan voor de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/678075 / JE RK 25-7
Datum uitspraak: 21 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. B.S. van Haeften te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 2 januari 2025;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 7 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [minderjarige] met haar advocaat;
  • de moeder;
- de vader.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover – in aanwezigheid van haar advocaat – een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een gesloten groep bij [instelling] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 november 2024 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 22 januari 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 november 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 22 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ook verzoekt de Raad een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over [minderjarige] . Ze heeft last van traumaproblematiek, stemmingsproblematiek en heeft een aantal keren suïcidale uitspraken en pogingen gedaan. Ook heeft [minderjarige] gedreigd om zowel zichzelf als de moeder en haar meerderjarige zus van het leven te beroven. [minderjarige] zou hiervoor een concreet moordplan hebben gemaakt. Hierdoor zijn er zorgen over haar gewetensontwikkeling. In de thuissituatie wordt gezien dat zij snel haar zin kan krijgen. De combinatie van langdurige kwetsbaarheid, ouder-kind problematiek, impulsiviteit, gebruik van verdovende middelen en weinig tot geen toekomstperspectief maakt dat ingeschat wordt dat het risico op herhaling verhoogd wordt ingeschat. Door Family Supporters is een diagnostisch onderzoek afgenomen waarin naar voren is gekomen dat er grote zorgen zijn over de manier van communicatie van [minderjarige] en dat sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De persoonlijkheidsproblemen kunnen heviger worden als [minderjarige] hier niet de juiste hulpverlening en begeleiding voor krijgt. Binnenkort zal er gestart worden met Multi Dimensionele Familie Therapie (MDFT) en Dialectische Gedrags Therapie (DGT). Op [instelling] wordt gezien dat [minderjarige] manipuleert, zorgt voor escalaties tussen andere jongeren en medewerkers tegen elkaar uitspeelt. Daarnaast heeft [minderjarige] op de groep een levende kikker gebakken in een pan en heeft zij termen als ‘vrouwelijke seriemoordenaar’ opgezocht op de computer. Het is belangrijk dat er de komende periode een concreet behandelplan voor [minderjarige] wordt opgezet. Gelet op de ernst van de zorgen is het noodzakelijk dat zij deze behandeling volgt binnen de geslotenheid. De vader en de moeder zijn welwillend richting de hulpverlening, maar de moeder lijkt overbelast en bagatelliseert de zorgen. De vader lijkt de zorgen om [minderjarige] niet te (h)erkennen. Het lukt de vader en de moeder dan ook niet om een veilige opvoedsituatie voor [minderjarige] te creëren en haar te begeleiden. [minderjarige] is daarnaast sterk afhankelijk van externe controle, regels, duidelijkheid en structuur die ze op dit moment ervaart binnen de gesloten jeugdhulp.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. [minderjarige] merkt al veel verschil in haar gedrag sinds ze op [instelling] verblijft. Zo kan ze bijvoorbeeld beter omgaan met haar impulsiviteit. Ook is ze net gestart met een stage waar ze twee keer per week naar toe gaat. [minderjarige] wil graag hulpverlening voor haar problematiek. Ze zou graag willen starten met MDFT.
4.2.
Door de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder ziet graag dat de machtiging wordt verlengd voor de duur van drie maanden. Een periode van zes maanden is volgens haar niet noodzakelijk. De moeder geeft aan dat het beter gaat met [minderjarige] . [minderjarige] luistert goed, oogt minder gestrest en is minder boos.
4.3.
Door de vader wordt verweer gevoerd tegen het verzochte. De vader heeft aangegeven dat een machtiging voor een kortere duur meer passend is. Hij vindt zes maanden te lang. De vader benadrukt dat hij ziet dat het beter gaat met [minderjarige] .
4.4.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling geeft aan dat MDFT eind januari zal beginnen. Middels MDFT zal onderzocht worden of [minderjarige] naar huis kan en wat daarvoor nodig is. Daarnaast zal DGT worden ingezet. Voordat dat mogelijk is dient [minderjarige] individuele hulpverlening te volgen ter voorbereiding op DGT. Op dit moment krijgt [minderjarige] dagverlof om naar de moeder en de zus te gaan. Deze verlofmomenten zullen over een aantal weken worden geëvalueerd. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting aangegeven dat specialistische ggz momenteel niet aan de orde is. Doordat [minderjarige] niet forensisch is komt ze daarvoor slechts in aanmerking indien ze daarvoor gemotiveerd is en ziekte inzicht heeft.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling en het gedrag van [minderjarige] . Bij [minderjarige] is hevige persoonlijkheidsproblematiek geconstateerd. Deze problematiek kan toenemen als [minderjarige] hier geen passende hulpverlening en begeleiding voor krijgt. Daarnaast heeft ze last van stemmingswisselingen en traumaproblematiek. [minderjarige] doet heftige uitspraken en heeft gedreigd zichzelf, haar moeder en haar zus van het leven te willen beroven. Ook heeft [minderjarige] meerdere suïcidale uitspraken en pogingen gedaan. [minderjarige] laat daarnaast extreem en zorgelijk gedrag waarbij ze dieren pijn doet en op het internet zoekt met de zoekterm: “vrouwelijke seriemoordenaar”. Op de groep wordt gezien dat ze manipulatief is en anderen tegen elkaar uitspeelt. Gelet op de ernst van de zorgen is het belangrijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft. De jeugdbeschermer kan zicht houden op de ontwikkeling van [minderjarige] en de benodigde hulpverlening inzetten. Daarnaast zijn er zorgen over de thuissituatie. De vader lijkt de zorgen over [minderjarige] niet in te zien en de moeder is op haar beurt overbelast. Het lukt de moeder niet meer om [minderjarige] te begrenzen. Daarnaast lijkt ze de zorgen terzijde te schuiven. Het is vanwege de hevige en complexe problematiek noodzakelijk dat de vader en de moeder hulpverlening en ondersteuning krijgen zodat er een veilige opvoedsituatie voor [minderjarige] komt in de thuissituatie en de vader en de moeder haar kunnen ondersteunen. Gelet op de ernst van de zorgen en het gedrag van [minderjarige] , vindt de kinderrechter de verzochte duur van twaalf maanden voor de ondertoezichtstelling passend en geboden.
5.3.
De kinderrechter stelt daarom [minderjarige] onder toezicht voor de duur van twaalf maanden.
5.4.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.5.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De zorgen omtrent [minderjarige] zijn op dit moment dermate groot dat haar gesloten plaatsing de komende periode dient te worden gecontinueerd. De vader en de moeder zijn op dit moment onvoldoende in staat om [minderjarige] een veilige opvoedsituatie te bieden. [minderjarige] is sterk afhankelijk van externe controle, regels, duidelijkheid en structuur die de vader en de moeder (nog) niet kunnen bieden. Daarnaast zijn er ernstige zorgen over de veiligheid van [minderjarige] en die van anderen. Op [instelling] ervaart [minderjarige] de structuur en veiligheid die noodzakelijk zijn voor haar ontwikkeling. In december 2024 is een diagnostisch onderzoek uitgevoerd. Daaruit is het advies naar voren gekomen om DGT in te zetten voor [minderjarige] . Als voorwaarde voor het starten met DGT dient [minderjarige] individuele hulpverlening te volgen. Deze individuele hulpverlening kan ze volgen op [instelling] . Ook zal de komende periode MDFT van start gaan voor haar, de moeder en de zus van [minderjarige] . Het is van groot belang dat de hulpverlening de komende periode goed van de grond komt. Daarnaast dient er binnen het beoogde behandeltraject ruimte te zijn voor het opstarten van andere hulpverlening, zoals specialistische ggz, indien dit wenselijk is voor de ontwikkeling van [minderjarige] . De kinderrechter acht een periode van zes maanden passend en geboden. Deze periode geeft [minderjarige] voldoende rust en ruimte om zich in te zetten voor de hulpverlening en om zichzelf op een positieve manier verder te kunnen ontwikkelen.
5.6.
De kinderrechter machtigt de Raad om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing om [minderjarige] onder toezicht te stellen uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 22 januari 2025 tot 22 januari 2026;
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 januari 2025 tot 22 juli 2025;
6.3.
verklaart de beslissing onder 6.1. uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 31 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).