ECLI:NL:RBDHA:2025:13653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
C/09/686724 / JE RK 25-1056
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 juli 2025, wordt een verzoek behandeld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen, die in een gezinshuis verblijven, nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, vooral door de onveilige thuissituatie bij hun moeder. De moeder heeft niet adequaat gereageerd op de zorgen van de gecertificeerde instelling en houdt zich niet aan veiligheidsafspraken, wat leidt tot onveilige situaties voor de kinderen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verlengd tot haar meerderjarigheid en die van [minderjarige 2] tot 30 juli 2026. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van beide kinderen verlengd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft geen uitspraak gedaan over het besluit van de gecertificeerde instelling om niet meer te werken aan de terugplaatsing van [minderjarige 2] bij de moeder, omdat de benodigde informatie ontbrak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/686724 / JE RK 25-1056
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling en verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.R. Weegenaar te Den Haag,
[de gezinshuisvader] ,
hierna te noemen: de gezinshuisvader,
en
[de gezinshuismoeder] ,
hierna te noemen: de gezinshuismoeder,
gezamenlijk wonend te [woonplaats] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de gezinshuisouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 12 juni 2025;
  • de aan de moeder gerichte brief van de gecertificeerde instelling van 10 juli 2025 (– kort gezegd – inhoudende dat er door de gecertificeerde instelling niet meer wordt gewerkt aan thuisplaatsing van [minderjarige 2] ), ontvangen op ook 10 juli 2025;
- de toetsing van de Raad voor de Kinderbescherming, ontvangen op 15 juli 2025, voorafgaand aan de zitting.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • de gezinshuisouders;
- [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet op de zitting verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen. De advocaat van de moeder heeft met een op 14 juli 2025 ontvangen bericht laten weten dat de moeder niet ter zitting aanwezig zal zijn.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening over het verzoek gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover (afzonderlijk van elkaar) een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de heer [naam 3] . De heer [naam 3] is op [datum] 2023 overleden.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in een gezinshuis.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 september 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 30 juli 2025, en voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling het verzoek in zoverre gewijzigd dat zij thans verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en de machtiging uithuisplaatsing betreffende [minderjarige 1] te verlengen tot haar meerderjarigheid (te weten tot [geboortedatum 1] 2025).
3.3.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden onverminderd in hun ontwikkeling bedreigd. De bedreiging in hun ontwikkeling is momenteel met name gelegen in de zorgen rondom het verblijf van de kinderen bij de moeder thuis. De kinderen verblijven momenteel iedere twee weken één nacht in het weekend bij de moeder. Er wordt gezien dat de moeder veiligheidsafspraken niet nakomt en de kinderen niet begrenst. Wanneer de kinderen bij de moeder verblijven, ontstaan hierdoor regelmatig onveilige situaties, met signalen van drank- en drugsgebruik en ongepaste omgang met jongens. De moeder ontkent dat dit gebeurt of bagatelliseert het. Doordat de moeder zich niet aan de veiligheidsafspraken houdt, heeft de gecertificeerde instelling de omgangsmomenten meerdere keren moeten terugschroeven. Omdat de moeder niet openstaat voor een samenwerking met de gecertificeerde instelling en zij zich niet leerbaar opstelt, is besloten in te zetten op het versterken van de weerbaarheid en de zelfstandigheid van de kinderen. Hoewel het goed gaat met de kinderen in het gezinshuis en de gezinshuisouders hun best doen de zorgen over de kinderen en hun gedrag te ondervangen, zorgt het verblijf bij de moeder in feite voor een terugval in het gedrag van de kinderen. Het is positief dat de kinderen in de afgelopen maanden wel stappen in hun ontwikkeling hebben gezet en zij transparant zijn geweest over gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden op momenten dat zij bij de moeder verbleven. De zorgen over hun veiligheid bij de moeder in de thuissituatie blijven echter voortduren, waardoor het noodzakelijk is dat de kinderen in het gezinshuis blijven. [minderjarige 1] heeft echter te kennen gegeven dat zij bij haar moeder wil gaan wonen wanneer zij achttien jaar wordt. Hoewel de gecertificeerde instelling grote zorgen heeft over deze keuze, moet deze keuze worden gerespecteerd. Er zal daarom in de komende maanden ook nog worden ingezet op een uitbreiding van de omgang tussen [minderjarige 1] en de moeder, zodat de overstap van [minderjarige 1] naar de moeder zo voorspoedig mogelijk kan plaatsvinden en zodat, waar nodig, nog hulpverlening kan worden ingezet. Het perspectief van [minderjarige 2] is bepaald in het gezinshuis. Wel heeft [minderjarige 2] de wens om méér naar haar moeder te gaan. Hier zal in de komende maanden eveneens op worden ingezet.

4.De standpunten

4.1.
Er is namens de moeder ingestemd met het verzoek. De kinderen hebben een zware periode achter de rug met het overlijden van hun vader, maar het gaat de laatste tijd een stuk beter met hen. Het gaat goed bij de moeder thuis; de kinderen zijn open over hun bezigheden, zijn zelfstandiger en helpen in het huishouden. De moeder begrijpt dat [minderjarige 2] (nu) niet thuis kan wonen. Wel is er te weinig omgang tussen de moeder en de kinderen. Zowel de moeder als de kinderen hebben de wens dat de kinderen in het weekend twee nachten, in plaats van één, bij de moeder verblijven. De moeder vindt het erg verdrietig dat zij dit jaar niet met de kinderen op vakantie mag. Er is veel frictie tussen de moeder en de betrokken jeugdbeschermers en het zou misschien helpen als er nieuwe jeugdbeschermers betrokken raken bij het gezin.
4.2.
De gezinshuisouders hebben ingestemd met het verzoek. De gezinshuisouders delen de zorgen van de gecertificeerde instelling. Wel zien de gezinshuisouders dat het de laatste maanden beter gaat met de kinderen. De kinderen zijn er verder transparant over wanneer er zich zorgelijke situaties voordoen. De kinderen hebben veel meegemaakt en de gezinshuisouders werken nauw samen met de gecertificeerde instelling om de kinderen een zo stabiel en veilig mogelijke opvoedomgeving te geven.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De kinderen hebben een belast verleden en hebben een zeer zware periode achter de rug door het overlijden van hun vader. Er zijn verder zorgen op verschillende leefgebieden. Er zijn signalen over gebruik van drugs en alcohol, onveilige (seksuele) contacten met jongens en zelfbepalend gedrag. Deze zorgen komen vooral op wanneer de kinderen bij de moeder verblijven. De moeder lijkt deze zorgen onvoldoende te herkennen en te erkennen en het lukt haar daarom ook niet om de kinderen de begrenzing en aansturing te geven die zij (nog steeds) nodig hebben. De moeder is ook niet in staat gebleken om de samenwerking met de gecertificeerde instelling aan te gaan om wat wordt gezien, in het belang van de kinderen, te verbeteren. Dit heeft de gecertificeerde instelling er toe gebracht om, en de kinderrechter kan dat besluit volgen, zich de komende tijd te gaan richten op het verder versterken van de weerbaarheid en zelfstandigheid van de kinderen die zij in het gezinshuis al aan het opbouwen zijn. Het is in het belang van de ontwikkeling en de veiligheid van de kinderen noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft die daarop en op de thuissituatie van de moeder zicht kan houden.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] toewijzen tot het moment waarop zij de achttienjarige leeftijd bereikt, te weten tot [geboortedatum 1] 2025. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] zal de kinderrechter met een jaar verlengen.
5.4.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
5.5.
De kinderrechter overweegt daartoe dat het door de zorgen in de thuissituatie bij de moeder op dit moment niet mogelijk is voor de kinderen om hier weer te gaan wonen. De kinderen ontwikkelen zich goed in het gezinshuis en alle betrokkenen zijn het er over eens dat het gezinshuis op dit moment de beste plek voor hen is. Wel heeft [minderjarige 1] de wens om weer bij haar moeder te gaan wonen wanneer zij achttien jaar wordt. Het is belangrijk dat [minderjarige 1] hier de komende tijd op voorbereid wordt, zodat zij de overstap zo goed mogelijk kan maken. Ook moet de omgang tussen [minderjarige 2] en de moeder, waar mogelijk en wanneer het veilig is voor haar, worden uitgebreid.
5.6.
De kinderrechter zal de machtiging uithuisplaatsing betreffende [minderjarige 1] verlengen tot haar meerderjarigheid, te weten tot [geboortedatum 1] 2025, en die betreffende [minderjarige 2] tot 30 juli 2026.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.7.
De kinderrechter overweegt ten slotte dat de gecertificeerde instelling haar heeft verzocht om zich uit te laten over het besluit om niet meer te werken aan de terugplaatsing van [minderjarige 2] bij de moeder. De gecertificeerde instelling heeft bij de rechtbank echter alleen de brief aan de moeder, waarin dit besluit is opgenomen, ingediend. De kinderrechter heeft hierdoor geen kennis kunnen nemen van de wijze waarop dit besluit tot stand is gekomen. De kinderrechter zal dan ook geen uitspraak doen over genoemd besluit.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] tot haar meerderjarigheid, te weten tot [geboortedatum 1] 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een gezinsgerichte voorziening tot haar meerderjarigheid, te weten tot [geboortedatum 1] 2025;
6.3.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] tot 30 juli 2026;
6.4.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een gezinsgerichte voorziening tot 30 juli 2026;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 door
mr. J.E. Bierling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.