ECLI:NL:RBDHA:2025:13655

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
C/09/687842 / FA RK 25-4986 en C/09/687949 / FA RK 25-5048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdij over minderjarige in crisissituatie met moeder onder curatele

Op 15 juli 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot de voorlopige voogdij over een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2025. In zaak I heeft de Raad voor de Kinderbescherming het verzoek ingetrokken, waardoor er niets meer te beslissen viel. In zaak II heeft de kinderrechter de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering belast met de voorlopige voogdij over de minderjarige, die momenteel in een crisispleeggezin verblijft. De moeder van de minderjarige staat sinds 16 mei 2025 onder curatele, waardoor zij niet in staat is om het gezag uit te oefenen. Dit heeft geleid tot een gezagsvacuüm, wat de noodzaak voor de voorlopige voogdij onderstreept. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de veiligheid van de minderjarige gewaarborgd moet worden, vooral gezien de zorgen over de moeder, die recentelijk is teruggevallen in middelengebruik. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De voorlopige voogdij eindigt van rechtswege na drie maanden, tenzij er eerder een verzoek tot voorziening in het gezag wordt ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer zaak I: C/09/687842 / FA RK 25-4986
Zaaknummer zaak II: C/09/687949 / FA RK 25-5048
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over
Zaak I: de voorlopige voogdij; niets meer te beslissen
Zaak II: de voorlopige voogdij
in de zaak van
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen de: Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2025 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J. Wittens te Den Haag,
NPB Bewind B.V.te Amsterdam,
hierna te noemen: de curator van de moeder.
De kinderrechter merkt als informant aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 3 juli 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank het spoedverzoek in zaak I afgewezen en de behandeling van het verzoek aangehouden.
1.2.
Bij beschikking van 4 juli 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank in zaak II bij wijze van spoedvoorziening de gecertificeerde instelling belast met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] tot 17 juli 2025 om 17.00 uur, met aanhouding van het verzoek voor het overige tot de zitting van 15 juli 2025 om 16.00 uur, voor gelijktijdige behandeling met het verzoek in zaak I.
1.3.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling de hiervóór onder 1.1. en 1.2. vermelde beschikkingen en de daarin vermelde stukken.
1.4.
De zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 15 juli 2025. Hierbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • [naam 1] , waarnemend voor de curator van de moeder, via een videoverbinding;
  • [naam 2] , namens de Raad;
  • [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling.
1.5.
De moeder was niet ter zitting aanwezig. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen. Ter zitting heeft de curator van de moeder naar voren gebracht dat de moeder samen met haar via een videoverbinding ter zitting aanwezig zou zijn, maar dat de moeder in middelengebruik is teruggevallen en er momenteel sprake is van een crisissituatie.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 mei 2025 (de toen
nog niet geboren) [de minderjarige] voorlopig, tot 1 augustus 2025, onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling.
2.2.
De kantonrechter te Leiden heeft de moeder op 16 mei 2025 onder curatele gesteld met benoeming van NPB Bewind B.V. te Amsterdam tot curator.
2.3.
[de minderjarige] staat niet onder het wettelijk vereiste gezag.
2.4.
[de minderjarige] verblijft momenteel in een crisispleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft ter zitting het verzoek in zaak I ingetrokken. De Raad verzoekt in zaak II de gecertificeerde instelling te belasten met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Op [geboortedatum] 2025 is [de minderjarige] geboren. De moeder staat sinds 16 mei 2025 onder curatele en is daarom niet bevoegd tot uitoefening van het gezag over de baby. Hierdoor is een gezagsvacuüm ontstaan. Om te zorgen dat de noodzakelijke beslissingen voor [de minderjarige] genomen kunnen worden en zijn veiligheid kan worden gewaarborgd, is het essentieel dat de gecertificeerde instelling de voorlopige voogdij over hem krijgt. De noodzaak hiertoe bestaat des te meer, nu op 4 juli 2025, uit een in het ziekenhuis uitgevoerde test, naar voren is gekomen dat er cocaïne aanwezig is in de urine van [de minderjarige] . Dit wijst erop dat de moeder op een eerder moment in de zwangerschap (ook) in middelengebruik is teruggevallen. [de minderjarige] is vanwege de uitslag van genoemde test, met de moeder, ter observatie opgenomen in het ziekenhuis. Hierna zijn nog meerdere tests uitgevoerd en deze hebben de aanwezigheid van cocaïne in de urine van [de minderjarige] bevestigd. De zorgen over de moeder en de veiligheid van [de minderjarige] zijn vervolgens nog extra toegenomen door de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. [de minderjarige] verblijft nu in een crisispleeggezin en in de komende periode zal (opnieuw) moeten worden onderzocht wat er nodig is om hem op een veilige wijze te laten opgroeien.

4.De standpunten

4.1.
De curator van de moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat vorige week is besloten om [de minderjarige] uit huis te plaatsen. De moeder is zeer kwetsbaar en de vrees bestond dat zij het heel moeilijk zou hebben met dit besluit. Op vrijdag is er door de curator van de moeder een plek op een Center Parcs-park geregeld, zodat de moeder tot rust zou kunnen komen. De moeder is echter na een paar dagen naar haar zus vertrokken en is hier middelen gaan gebruiken, met zorgwekkend gedrag tot gevolg. De terugval is dermate ernstig dat door Brijder onderzocht gaat worden of een opname noodzakelijk is. Brijder is hiertoe echter nog niet overgegaan. Het is zeer betreurenswaardig dat de moeder deze terugval heeft gehad. Zij leek tijdens haar zwangerschap een ommekeer te hebben gemaakt, wilde meewerken met de hulpverlening en was goed in contact met hen. Zij bleek echter nog méér hulp nodig te hebben dan kon worden aangeboden. De curator van de moeder had een woonplek voor haar gevonden, maar door de huidige situatie zal de moeder hier niet meer terecht kunnen. De moeder heeft nu dus geen vaste woon- of verblijfplaats en er moet een nieuwe verblijfplaats voor haar gezocht worden.
4.2.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting te kennen gegeven zich achter het verzoek van de Raad te scharen. Er zijn grote zorgen over zowel de moeder als over [de minderjarige] . [de minderjarige] verblijft op dit moment in een crisispleeggezin en er zal worden onderzocht wat de mogelijkheden zijn om hem op den duur in het gezinshuis te plaatsen waar vier andere kinderen van de moeder ook verblijven. De gecertificeerde instelling ziet dat er veel weerstand is vanuit de moeder tegen de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling. De moeder heeft, toen zij met [de minderjarige] in het ziekenhuis verbleef, een gele kaart van de verpleging gekregen in verband met haar gedrag. De gecertificeerde instelling heeft echter ook gezien dat de moeder zich wel liefdevol uitte naar [de minderjarige] en hem veel huid-op-huidcontact gaf. De gecertificeerde instelling heeft grote zorgen over het feit dat de moeder [de minderjarige] niet heeft aangegeven bij de gemeente omdat hij als gevolg hiervan (officieel) ook geen medische zorg kan ontvangen. Bij [de minderjarige] is ook een dubbele urineweg geconstateerd, hetgeen mogelijk het gevolg is van de aanwezigheid van cocaïne in zijn urine.
4.3.
Door de advocaat van de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat zij niet in contact heeft kunnen komen met de moeder en niet op de hoogte was van de crisissituatie waarvan de curator van de moeder melding maakt. De advocaat is hierdoor ook niet in staat het standpunt van de moeder naar voren te brengen. De advocaat van de moeder heeft wel naar voren gebracht dat zij kan begrijpen dat de gecertificeerde instelling wordt belast met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] , maar dat het de wens van de moeder is dat de grootmoeder van moederszijde of de zus met van de moeder uiteindelijk worden belast met de voogdij over [de minderjarige] .

5.De beoordeling

Met betrekking tot zaak I:
De kinderrechter stelt vast dat, nu de Raad het verzoek in zaak I heeft ingetrokken, er niets meer te beslissen valt met betrekking tot dit verzoek.
Met betrekking tot zaak II:
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is om in de gezagsuitoefening van [de minderjarige] te voorzien om zijn belangen te kunnen behartigen (artikel 1:241 van het Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat de moeder sinds 16 mei 2025 onder curatele staat. Doordat de moeder hierdoor het gezag over [de minderjarige] niet kan uitoefenen, is er een gezagsvacuüm ontstaan. Gezien de zeer grote zorgen over de situatie waarin de moeder en [de minderjarige] verkeren, is het noodzakelijk dat iemand betrokken is die de voor [de minderjarige] noodzakelijke beslissingen kan nemen en die zijn veiligheid kan waarborgen. Daarom belast de kinderrechter de gecertificeerde instelling met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] .
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Met betrekking tot zaak I:
6.1.
stelt vast dat er niets meer te beslissen valt;
Met betrekking tot zaak II:
6.2.
belast William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] ;
6.3.
stelt vast dat de voorlopige voogdij van rechtswege na drie maanden eindigt, namelijk op 4 oktober 2025, tenzij voor het einde van die termijn aan de rechtbank een voorziening in het gezag over [de minderjarige] is verzocht. De voorlopige voogdij loopt dan door totdat op dat verzoek is beslist;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
vraagt de griffier om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister;
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 door mr. J.E. Bierling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.