ECLI:NL:RBDHA:2025:13688

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
NL25.7293
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag en de motivering van de minister

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 21 november 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 10 februari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij ook een terugkeerbesluit van 0 dagen en een inreisverbod voor twee jaar is opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2025 behandeld, maar de zitting werd geschorst vanwege communicatieproblemen tussen eiser en de tolk. Op 23 juni 2025 is de zaak verder behandeld. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven, omdat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom is uitgegaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet heeft voldaan aan de verplichting om nader onderzoek te doen naar de leeftijd van eiser, zoals eerder opgedragen in een uitspraak van 21 november 2019. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.267,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7293

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,V-nummer: [nummer],

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. P. Loijenga).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 21 november 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 10 februari 2025 in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft ook een terugkeerbesluit van 0 dagen en een inreisverbod voor twee jaar opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] , op 3 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en mr. B.H. Wezeman namens de minister. De zaak is op de zitting geschorst, omdat de tolk en eiser elkaar niet (goed genoeg) konden verstaan en begrijpen. Vervolgens is de zaak verder (inhoudelijk) behandeld op 23 juni 2025 op zitting, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. De minister heeft onvoldoende gemotiveerd waarom is uitgegaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum
.Het beroep is daarom gegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Voorgeschiedenis

2. Eiser heeft op 21 november 2019 in Nederland asiel aangevraagd. De minister heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag.
3. Op 21 november 2019 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiser tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag gegrond verklaard. [2] De rechtbank heeft in deze uitspraak - onder andere - het volgende overwogen:
‘Verweerder brengt inzake de leeftijdsschouw naar voren dat niet kan worden vastgesteld dat de gehoormedewerker de conclusies van de AVIM niet heeft ingezien, nu dit document beschikbaar was voorafgaand aan het gehoor. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat de schouw niet volgens het beleid is verlopen.’
(…)
‘De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet meer in geschil is dat de schouw niet is verricht volgens het daarvoor geldende beleid.’
(…)
‘De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting, in afwijking van het bestreden besluit, het resultaat van de schouw heeft losgelaten omdat er niet conform het beleid is gehandeld, en daarmee tevens de conclusie dat er sprake is van evidente meerderjarigheid. Van evidente meerderjarigheid is, onder verwijzing naar IND-werkinstructie 2018/19, sprake als iemand minimaal twintig jaar is. De rechtbank stelt vervolgens vast dat uit de stukken in het dossier ook niet kan worden afgeleid dat eiser minimaal twintig jaar is. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder op grond van zijn beleid in C1/2.2. van de Vc 2000 was gehouden nader onderzoek te doen.’Deze uitspraak staat in rechte vast.
4. Op 14 augustus 2023 heeft de minister eiser laten weten dat hij niet tijdig is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten. Daarom is eiser opgenomen in de nationale procedure.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
5. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Gambia problemen heeft met een oom die hem wil offeren in een voodoo ritueel. Eiser vreest dat zijn oom nog steeds naar hem op zoek is en dat hij tijdens een voodoo ritueel zal worden gedood. Eiser heeft verder gesteld dat hij problemen heeft met een andere oom, nadat hij een lammetje is kwijtgeraakt. Tot slot stelt eiser problemen te hebben met de mensenhandelaar die hem naar Europa heeft gebracht.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
problemen met oom in verband met een voodoo organisatie;
problemen met oom in verband met het kwijtraken van een lam;
problemen met een mensenhandelaar.
6.1.
De minister vindt het eerste asielmotief deels geloofwaardig. De minister vindt asielmotieven 2 en 4 niet geloofwaardig en het asielmotief 3 wel geloofwaardig. Eiser heeft zijn verklaringen niet onderbouwd met objectieve documenten die de asielmotieven volledig onderbouwen. Over het eerste asielmotief overweegt de minister dat eiser geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn aanvraag te staven. [3] De minister vindt de door eiser opgegeven geboortedatum van [datum] niet geloofwaardig. Eiser is bij de schouw bij de Avim meerderjarig bevonden, waardoor er tenminste twijfel bestaat over de leeftijd die hij heeft opgegeven. Eiser heeft een foto van een geboorteakte overgelegd en stelt dat het origineel is opgestuurd, maar nooit is aangekomen. Van eiser had verwacht mogen worden dat hij zich meer had ingespannen om aan documenten te komen. Eiser is in Italië geregistreerd met de geboortedatum [datum 2]. Eiser heeft wisselend verklaard over de manier waarop zijn geboortedatum in Italië is geregistreerd. Verder verklaart eiser volgens de minister vaag over data die gaan over zijn leeftijd.
Eisers leeftijd
7. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte uitgaat van de in Italië geregistreerde geboortedatum. De minister heeft erkend dat zij onzorgvuldig en willekeurig heeft geoordeeld over eisers leeftijd. Ten onrechte houdt de minister zich niet aan de toezegging die is gedaan tijdens het aanvullend gehoor van 9 juli 2024. Ook in het voornemen van 28 oktober 2024 heeft de minister aangegeven dat wordt uitgegaan van de leeftijd die eiser heeft opgegeven. Eiser wijst verder op een uitspraak van de Afdeling [4] van
9 oktober 2024. [5] Daaruit blijkt volgens eiser dat dat de minister in beginsel niet meer mag uitgaan van de juistheid van een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat. Het is aan de minister om het vermoeden van minderjarigheid te ontzenuwen. De minister heeft ten onrechte tegengeworpen dat eiser te weinig inspanningen heeft verricht om alsnog documenten naar Nederland te laten sturen. De geboorteakte is zoekgeraakt in de post en een zoekgeraakt document kan niet opnieuw worden verzonden. Eiser heeft bovendien in 2019 een kopie van zijn geboorteakte overgelegd. De minister werpt volgens eiser verder ten onrechte tegen dat eiser niet eenduidig heeft verklaard tegen de politie in Ter Apel op
19 april 2019. Eiser heeft beperkte scholing gehad, waardoor het niet vreemd is dat hij moeite heeft met het antwoorden op vragen zoals hoe oud hij was toen hij naar school ging.
8. De beroepsgrond slaagt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom is uitgegaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum. De rechtbank acht daarvoor allereerst van belang dat deze rechtbank en zittingsplaats in haar uitspraak van 21 november 2019 heeft geoordeeld dat de minister op grond van haar eigen beleid nader onderzoek moest doen naar de leeftijd van eiser. Niet gebleken is dat de minister nader onderzoek heeft verricht naar eisers leeftijd. Op de zitting heeft de minister verklaard dat het nader onderzoek is gedaan door middel van onderzoek naar de Eurodac registratie in Italië en het aanvullend gehoor van 9 juli 2024. De rechtbank overweegt dat de informatie over de Eurodac registratie in Italië al bekend was voorafgaand aan de uitspraak van 21 november 2019. Het gaat namelijk om het Dublin akkoord van Italië van 12 juni 2019. Dit is daarmee geen nader onderzoek zoals opgedragen in de uitspraak van 21 november 2019. De rechtbank volgt ook niet dat nader onderzoek is gedaan naar de leeftijd door middel van het aanvullend gehoor van 9 juli 2024. Uit het verslag van het aanvullend gehoor blijkt namelijk niet dat de hoormedewerker tijdens dit gehoor is ingegaan op de leeftijd van eiser of dat daarover vragen zijn gesteld. Eiser heeft zelf geprobeerd zijn leeftijd ter sprake te brengen, waarop de hoormedewerker hem tot twee keer toe heeft onderbroken en heeft gezegd dat als geboortedatum de door hem opgegeven leeftijd van [datum] wordt aangehouden. [6] Door geen nader onderzoek naar de leeftijd van eiser te doen, heeft de minister geen gevolg gegeven aan de in rechte vaststaande uitspraak van deze rechtbank. De rechtbank zal alleen al daarom het bestreden besluit vernietigen.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank beoordeelt daarom de overige beroepsgronden van eiser niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over te nemen. Dit omdat de minister nader onderzoek zal moeten doen.
10.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister binnen twaalf weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank vindt dit passend gelet op de lange duur van de asielprocedure, die al loopt sinds 21 november 2019.
10.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.267,50. Daarbij rekent de rechtbank 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor de zitting en 0,5 punt voor een nadere zitting (zonder tussenuitspraak). De rechtbank vindt het redelijk om in dit geval een 0,5 punt extra te rekenen in deze zaak omdat de zaak op de zitting van 3 juni 2025 is geschorst vanwege de communicatie tussen de tolk en eiser die niet voldoende was. Eiser sprak namelijk in een dialect dat de tolk onvoldoende machtig was. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 10 februari 2025;
  • draagt de minister op om binnen twaalf weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL25.7294.
2.Zaaknummer NL19.18017.
3.Artikel 31, zesde lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Pagina 21 van het aanvullend gehoor.