In deze zaak heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 10 februari 2025 afgewezen met het bestreden besluit, waarbij de aanvraag als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 juni en 23 juni 2025 behandeld, waarbij verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
Op 25 juli 2025 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer NL25.7293, waarbij het beroep van verzoeker gegrond werd verklaard. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet langer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 907,-, berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Drenten - Boon, en is openbaar gemaakt via gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.