ECLI:NL:RBDHA:2025:13690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
NL25.30431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Algerijnse asielzoeker en de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding

Op 25 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Algerijnse asielzoeker die in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 9 juli 2025 de maatregel van bewaring opgelegd aan de eiser, omdat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. De eiser, geboren op 6 mei 1983, betwistte de gronden voor de maatregel en voerde aan dat hij als asielzoeker naar Nederland was gekomen en medische klachten had. Hij stelde dat hij niet terug wilde naar Algerije en dat hij geen documenten had, maar deze zou overleggen zodra ze beschikbaar waren.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de minister terecht de zware gronden voor de maatregel van bewaring had aangevoerd. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat hij bij zijn binnenkomst in Nederland in 2019 over een geldig identiteitsdocument beschikte en dat hij eerder met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank vond dat de minister voldoende had gemotiveerd dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was en dat er geen lichter middel kon worden toegepast, ondanks de gezondheidsklachten van de eiser.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak geboden, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.30431

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 11 juli 2025 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft vervolgens op 14 juli 2025 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 18 juli 2025 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op 6 mei 1983 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat deze wordt gevorderd door het belang van de openbare orde, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Als zware gronden [2] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
  • 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [3] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiser betwist in beroep alle zware en lichte gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd. Hiertoe voert hij aan dat hij is overgedragen vanuit België. Daarnaast is hij als asielzoeker naar Nederland gekomen en wil hij hier een toekomst opbouwen. Hij heeft medische klachten en wil niet terugkeren naar Algerije. Verder is eiser niet op de hoogte van een eerdere aanzegging om Nederland te verlaten. Eiser heeft (nog) geen documenten, maar zal deze overleggen wanneer deze voorhanden zijn om eventueel legaal verblijf te kunnen krijgen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval de zware gronden 3a en 3b terecht aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Verweerder mag bij het tegenwerpen van onder meer de zware gronden 3a en 3b volstaan met een toelichting waaruit blijkt dat deze gronden zich feitelijk voordoen. [4] Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij zijn eerste binnenkomst in Nederland in 2019 in het bezit was van een geldig reis- of identiteitsdocument. Verder is eiser meermaals met onbekende bestemming vertrokken, hetgeen door eiser ook niet wordt betwist. Verweerder heeft op grond hiervan terecht een risico aangenomen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Deze zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd over de andere zware en lichte gronden behoeft daarom geen bespreking.
Lichter middel
6. Verder voert eiser aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel vanwege zijn gezondheid. De maatregel van bewaring valt eiser zeer zwaar en hij voelt zich lichamelijk slecht. Verder is geen sprake van onttrekking aan het toezicht, omdat eiser in Nederland bescherming heeft gevraagd en hier een toekomst wil opbouwen. Eiser had dan ook in een AZC [5] kunnen worden geplaatst.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd voldoende zijn om een risico aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Daarnaast heeft eiser aangegeven niet terug te willen keren naar Algerije [6] en is hij eerder met onbekende bestemming vertrokken. Voorts heeft eiser zijn medische gesteldheid niet met stukken onderbouwd en heeft verweerder bij de belangenafweging terecht overwogen dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de medische zorg in de vrije maatschappij. Verweerder heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat evenmin is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken.
Ambtshalve toets
8. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 25 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
5.Asielzoekerscentrum.
6.Proces-verbaal van gehoor van 9 juli 2025, p. 3 van 4.