Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
de minister van Buitenlandse Zaken,
Inleiding
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf beoordeeld. De minister van Buitenlandse Zaken had de aanvraag op 28 februari 2024 afgewezen, en na bezwaar bleef deze afwijzing in stand. Eiser had eerder beroep ingesteld, dat op 15 januari 2025 gegrond werd verklaard, maar de minister herhaalde zijn afwijzing in een nieuw besluit op 3 maart 2025. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, die stelt dat hij naar Nederland wil komen voor familiebezoek aan zijn broer. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de sociale en economische binding van eiser met Irak niet afdoende is aangetoond. Eiser heeft documenten overgelegd die zijn familierechtelijke relatie met zijn broer onderbouwen, maar de minister heeft deze onvoldoende gewogen. De rechtbank concludeert dat de minister niet voldoende rekening heeft gehouden met de sociale en economische omstandigheden van eiser, waaronder zijn gezin in Irak. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed.