ECLI:NL:RBDHA:2025:13743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
NL25.22279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Mauritaanse eiser met claims van slavernij en gebrekkige communicatie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in 1988 in Mauritanië, heeft op 24 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De aanvraag werd op 10 mei 2025 afgewezen als ongegrond, omdat de minister twijfels had over de identiteit van eiser en de geloofwaardigheid van zijn claims over slavernij. Eiser heeft gesteld dat hij als slaaf heeft gewerkt voor een familie in Mauritanië en dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 is eiser niet verschenen, noch zijn gemachtigde, die aangaf geen contact te hebben gehad met eiser. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende beroepsgronden van eiser, die onder andere betrekking hadden op gebrekkige communicatie en het ontbreken van medisch onderzoek. De rechtbank concludeert dat de minister zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen sprake is van gebrekkige communicatie. Eiser heeft onvoldoende inspanning geleverd om zijn identiteit en asielmotieven te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22279

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Birrou),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: T. Stelpstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
Eiser heeft op 24 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 mei 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Gemachtigde van eiser heeft voorafgaand aan de zitting medegedeeld niet te zullen verschijnen omdat hij geruime tijd geen contact heeft met eiser. Eiser is eveneens niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Mauritaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1988. Hij heeft – kort samengevat – het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser heeft vanaf zijn tiende levensjaar tot aan zijn vertrek in 2016 als slaaf gewerkt voor [naam] en zijn familie. Hij verzorgde de paarden en werd regelmatig mishandeld door [naam] . Toen [naam] met zijn familie voor langere tijd op vakantie ging naar Saoedi Arabië, liet hij geld achter voor eiser zodat eiser de paarden kon blijven verzorgen. Eiser is toen met behulp van dat geld gevlucht uit Mauritanië. Bij terugkeer vreest eiser in detentie gezet te worden of vermoord te worden door de familie van [naam] .
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
slavernij voor familie [naam] .
3.1.
Verweerder vindt eisers nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar zijn identiteit niet. Eiser heeft volgens verweerder onvoldoende documenten overgelegd en heeft daar geen goede verklaring voor. [1] Daarnaast vindt verweerder het niet geloofwaardig dat eiser als slaaf is gehouden door de familie van [naam] . De verklaringen van eiser met betrekking tot dit asielmotief vormen volgens verweerder namelijk geen samenhangend en aannemelijk geheel. [2] Verder vindt verweerder dat eiser in het licht van zijn algehele asielrelaas geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn aanvraag te staven. [3] Tot slot vindt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een vrees heeft voor vervolging [4] of reëel risico op ernstige schade loopt [5] bij terugkeer naar Mauritanië. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond en heeft tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd met een vertrektermijn van vier weken. [6]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort gezegd – het volgende aan. Eiser voert vier punten aan waarom het bestreden besluit in strijd is met artikel 6 EVRM [7] en artikel 13 van de Procedurerichtlijn [8] . Ten eerste heeft eiser zijn advocaat niet gezien tijdens de aanmeldfase. Ten tweede is er sprake geweest van gebrekkige communicatie en interpretatie tijdens gehoorprocedures vanwege de afwezigheid van een geschikte tolk. Ten derde heeft eiser geen medisch onderzoek gehad voorafgaand aan het gehoor. Ten vierde volgt uit het COA-dossier dat eiser meerdere malen openlijk kritiek heeft geuit op de islam en heeft aangegeven afstand te willen doen van zijn geloof. Verweerder heeft deze informatie ten onrechte niet betrokken bij de besluitvorming.
Verder heeft eiser aangevoerd dat verweerder in de geloofwaardigheidsbeoordeling onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. Uit jurisprudentie van het EHRM [9] volgt dat verweerder de verklaringen van eiser terughoudend moet beoordelen ten aanzien van consistentie en detailniveau omdat eiser slachtoffer is van mensenrechtenschendingen (slavernij). Ook heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet voldoende inspanning heeft geleverd om nieuwe identiteitsdocumenten te verkrijgen. Eiser is wel in staat documenten te verkrijgen, maar wil dit niet uit angst voor de Mauritaanse autoriteiten. Tot slot voert eiser in het kader van het terugkeerbesluit aan dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Heeft eiser procesbelang?
5. Gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 17 juni 2025 bericht dat hij al geruime tijd geen contact heeft met eiser en verweerder gevraagd of bekend is of eiser met onbekende bestemming is vertrokken (MOB-melding). Voorafgaand aan de zitting heeft verweerder op 18 juni 2025 meegedeeld dat verweerder geen MOB-melding heeft ontvangen. Gemachtigde van eiser heeft daarop de rechtbank op 18 juni 2025 geïnformeerd dat hij geen contact meer heeft kunnen krijgen met eiser en niet op zitting zal verschijnen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat eiser eerder was geplaatst in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) maar dat deze maatregel op 15 juni 2025 is opgeheven. Ook heeft verweerder aangegeven dat eiser zich daarna bij zijn nieuwe AZC-locatie in Zoetermeer heeft gemeld. Verweerder heeft geen informatie dat eiser daar niet meer zou zitten.
6. Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft. Nu er geen MOB-melding is gedaan en uit informatie van verweerder ook volgt dat eiser zich recent nog bij zijn AZC-locatie heeft gemeld, ziet de rechtbank genoeg reden om proces-belang aan te nemen.
7. Nu de rechtbank uitgaat van procesbelang, beoordeelt zij of verweerder de aanvraag van eiser kon afwijzen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
Is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
8. De rechtbank is van oordeel dat het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen.
8.1.
Dat eiser zijn advocaat niet heeft gezien tijdens de aanmeldfase betekent niet dat het beroep om die reden gegrond moet worden verklaard. Uit het dossier blijkt dat eiser op de dag van zijn aanmeldgehoor Dublin (op 19 juli 2023) een advocaat toegewezen heeft gekregen en eiser verklaart tijdens zijn aanmeldgehoor op 9 februari 2024 ook dat hij een advocaat had. [10] De verdere onderlinge relatie tussen eiser en zijn toenmalige gemachtigde valt buiten de verantwoordelijkheid van verweerder. Eiser heeft tot slot niet duidelijk gemaakt dat er daardoor informatie ontbreekt of wat het gevolg zou moeten zijn van zijn stelling dat hij geen contact heeft gehad met zijn advocaat.
8.2.
Verder is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat er sprake is geweest van een zodanige gebrekkige communicatie tijdens de gehoorprocedures dat dit de zorgvuldigheid van de besluitvorming heeft aangetast, voor zover eiser dit met de beroepsgrond heeft willen aanvoeren. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat het gehoor is gestaakt vanwege een taalbarrière tussen eiser en de tolk. [11] Dit gehoor is vervolgens verplaatst naar een later moment op diezelfde dag waarop een tolk beschikbaar was die eiser goed begreep. Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld door het nader gehoor te staken en later voort te zetten met een tolk die de taal van eiser goed sprak. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser aan het einde van zowel het nader gehoor alsook het aanmeldgehoor heeft verklaard de tolk goed te hebben verstaan en begrepen. [12] Ook heeft eiser in de correcties en aanvullingen niet kenbaar gemaakt dat er tijdens de gehoren sprake was van gebrekkige communicatie.
8.3.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij ten onrechte geen medisch onderzoek heeft gehad voorafgaand aan het gehoor. Deelname aan het medisch onderzoek is vrijwillig. [13] Uit het dossier blijkt dat eiser vier keer is uitgenodigd voor een medisch onderzoek, namelijk op 4 juni 2024, 12 november 2024, 3 januari 2025 en 20 maart 2025, maar zonder geldige reden niet is verschenen. [14] Verweerder heeft daarom de asielprocedure mogen voortzetten zonder medisch advies nu eiser zonder verschoonbare reden niet is gekomen naar de afspraken met de medische dienst. De rechtbank overweegt daarbij dat verweerder aan het begin van het nader gehoor meerdere vragen heeft gesteld met betrekking tot eisers medische situatie omdat een medisch advies ontbrak. [15] Verweerder heeft in die antwoorden van eiser geen aanknopingspunten hoeven zien waaruit zou blijken dat eiser vanwege zijn medische situatie niet gehoord kon worden. Eiser heeft destijds en ook in beroep niet gesteld dat er medische omstandigheden zijn die maken dat niet kan worden uitgegaan van zijn verklaringen in het gehoor of dat hij niet goed heeft kunnen verklaren. Ook heeft eiser niet duidelijk gemaakt waarom en op welke wijze hij belemmerd is geweest in het verklaren. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het gehoor mogen voortzetten ondanks de afwezigheid van een medisch advies.
8.4.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte de informatie met betrekking tot eisers openlijke kritiek op en gestelde afstand van de islam niet heeft betrokken bij de besluitvorming. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het COA-dossier. Dit dossier is echter niet als processtuk gevoegd, zodat voor de rechtbank onduidelijk is wat deze informatie concreet inhoudt. Eiser heeft verder geen documenten overgelegd waaruit zijn kritiek op de islam volgt of waaruit blijkt dat hij afstand wil nemen van zijn geloof. Daarnaast blijkt uit het verslag van het aanmeldgehoor en het nader gehoor dat eiser zich als gelovig heeft gepresenteerd. Zo heeft hij tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat hij moslim is en de islam zijn religie is. [16] In het nader gehoor heeft hij, op de vraag waarin werd verwezen naar dat COA-dossier, verklaard dat hij diep in Allah gelooft. [17] Nu eiser afvalligheid niet als reden voor zijn asielaanvraag heeft genoemd en uit de gehoren blijkt dat hij zichzelf als gelovig beschouwt, heeft verweerder de gestelde kritiek op de islam niet hoeven te beoordelen.
Heeft verweerder voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser?
9. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verweerder in de besluitvorming onvoldoende rekening gehouden heeft met het referentiekader van eiser. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij vanwege zijn gestelde trauma en beperkte scholing niet goed kan verklaren. De rechtbank overweegt daarbij dat eiser ondanks meerdere uitnodigingen niet voor een medisch onderzoek is verschenen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de geconstateerde tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser, zoals bijvoorbeeld over de aard van zijn werkzaamheden, niet kunnen worden verklaard door zijn gestelde beperkte scholing of achtergrond. De rechtbank volgt verweerder hierin nu dit ziet op de kern van zijn asielrelaas. Verweerder mag van eiser verwachten dat hij consequent kan verklaren over zijn werkzaamheden als slaaf. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
10. Verweerder heeft eiser verder tegengeworpen dat hij wisselend en summier heeft verklaard over zijn werkzaamheden als slaaf, summier heeft verklaard over [naam] en zijn familie, tegenstrijdig heeft verklaard over of eiser in het huis van [naam] mocht komen, en ongerijmd heeft verklaard over het ontvangen van het geld voor de paarden. Ook werpt verweerder eiser tegen dat zijn verklaringen niet overeenkomen met de landeninformatie over Mauritanië. Eiser heeft geen gronden aangevoerd waarom de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder in het kader van bovengenoemde tegenwerpingen onjuist is.
Mocht verweerder tegenwerpen dat eiser onvoldoende inspanning heeft geleverd om nieuwe documenten te verkrijgen?
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij onvoldoende inspanning heeft geleverd om nieuwe documenten te verkrijgen. Het ligt op de weg van eiser om zijn asielrelaas zoveel mogelijk met documenten te onderbouwen en aannemelijk te maken. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn nationaliteit, identiteit en herkomst. Eiser heeft niet (met stukken) onderbouwd dat zijn paspoort bij een brand verloren is gegaan. Ook heeft hij geen aangifte van vermissing gedaan. Dat eiser stelt geen contact met de Mauritaanse autoriteiten te willen of kunnen hebben uit angst voor vervolging, heeft verweerder niet als verschoonbare reden hoeven zien voor het ontbreken van documenten. Eiser heeft eerder in Frankrijk immers een nieuw paspoort verkregen om zijn kind te kunnen erkennen. Eiser heeft niet toegelicht waarom de situatie nu anders is. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Terugkeerbesluit
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen belangenafweging in het kader van het terugkeerbesluit heeft hoeven maken. Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Vw geldt de afwijzing van een asielaanvraag van rechtswege als een terugkeerbesluit. Verweerder is in dat geval wettelijk verplicht de terugkeerplicht vast te stellen. Verweerder heeft aan eiser een vertrekplicht opgelegd met een vertrektermijn van vier weken. Eiser heeft de punten die hij in de beroepsgronden noemt niet in een zienswijze genoemd, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. Verweerder heeft hier daarom geen rekening mee kunnen houden. Eiser heeft ook in beroep niet nader onderbouwd dat verweerder hem een langere vertrektermijn dan vier weken had moeten geven. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

13. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft.
14. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw.
3.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder a van de Vw.
4.Op grond van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
5.Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
6.Op grond van artikel 62, eerste lid van de Vw.
7.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
8.Richtlijn 2013/32/EU.
9.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
10.Verslag van het gehoor aanmeldfase, p. 12.
11.Verslag van het nader gehoor, p. 3.
12.Idem, p. 26; verslag van het gehoor aanmeldfase, p. 12.
13.Paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
14.Verslag van het nader gehoor, p. 4-5.
15.Idem, p. 5-6.
16.Verslag van het aanmeldgehoor, p. 3.
17.Verslag van het nader gehoor, p. 22.