ECLI:NL:RBDHA:2025:13744
Rechtbank Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van staatloosheid van verzoekers en minderjarigen in het kader van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid
Op 17 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vaststelling van staatloosheid van verzoekers en hun minderjarigen. Het verzoekschrift was op 3 april 2025 ingediend door verzoekers, die Palestijnse afkomst claimen en in Nederland verblijven. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder een familie registratiekaart en Palestijnse paspoorten, die door de autoriteiten als authentiek zijn erkend. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. S.J. Versteeg, heeft geadviseerd het verzoek toe te wijzen, wat de rechtbank heeft gedaan zonder mondelinge behandeling, aangezien partijen hiermee instemden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers en de minderjarigen voldoen aan de voorwaarden voor ontvankelijkheid van hun verzoek, zoals vastgelegd in artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023. De rechtbank heeft de situatie in de Palestijnse gebieden en Zweden in haar beoordeling betrokken, waarbij is vastgesteld dat verzoekers en de minderjarigen als staatloos moeten worden beschouwd, omdat zij niet door enige staat als onderdaan worden erkend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatloosheid van verzoekers en de minderjarigen kan worden vastgesteld, en heeft de proceskosten gecompenseerd. De beschikking is uitgesproken door mr. A.C. Olland, met mr. P. Hillebrand als griffier.