ECLI:NL:RBDHA:2025:13766

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
NL24.37823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van artikel 28 Vw 2000 met beroepsgronden van eiser

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, die op 30 september 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. Eiser, van Iraakse nationaliteit en geboren in 2005, is het niet eens met de afwijzing van zijn aanvraag door de Minister van Asiel en Migratie, die deze op 4 september 2024 als ongegrond heeft bestempeld. Eiser voert verschillende beroepsgronden aan, die de rechtbank beoordeelt. De rechtbank komt tot de conclusie dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven.

Eiser stelt dat hij problemen ondervindt vanwege zijn sjiitische achtergrond en zijn afvalligheid van het islamitische geloof. De rechtbank overweegt dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig acht, maar dat er onvoldoende bewijs is dat eiser vreest voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Irak. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn afvalligheid een essentieel onderdeel van zijn leven is en dat hij geen risico loopt op ernstige schade.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. K. Ides, rechter, in aanwezigheid van J.M. van der Stouwe, griffier. Eiser kan binnen 4 weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37823

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J.J. de Vries),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. A.E. Geçer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 30 september 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2005. De minister heeft met het bestreden besluit van 4 september 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer H. Elyo als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag dat zijn oom plannen had om Irak te verlaten en eiser met hem mee kon. Er was geen sprake van problemen vlak voor vertrek die eiser hebben doen besluiten om Irak te verlaten. Wel heeft eiser verklaard dat hij het moeilijk had nadat zijn vader in 2015 overleed. Nadat moeder hertrouwde, moest eiser bij zijn opa, oma en ooms gaan wonen. De ooms behandelden eiser slecht. Ook heeft eiser verklaard dat hij gediscrimineerd werd omdat hij een sjiitische achtergrond heeft en heeft hij verklaard geen geloof te belijden. Bij terugkeer naar Irak vreest eiser voor zijn ooms en voor problemen omdat hij geen geloof meer belijdt.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen wegens sjiitische achtergrond;
  • Afvalligheid en uiting ;
  • Problemen met ooms.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst, problemen vanwege sjiitische achtergrond en de problemen met zijn ooms geloofwaardig worden geacht. Wat betreft de afvalligheid en uiting concludeert de minister dat eiser wordt gevolgd in zijn afvalligheid maar is niet aannemelijk geworden dat eiser te vrezen heeft voor vervolging wegens het uiten van zijn afvalligheid. Wat betreft de geloofwaardig bevonden (deel) elementen heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat hieruit niet blijkt dat eiser kan worden aangemerkt als vluchteling of dat hij risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [2] De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen.
Standpunt eiser
5. Eiser heeft het bestreden besluit gemotiveerd betwist. De rechtbank zal hierna op de beroepsgronden – voor zover van belang en relevant – ingaan.
Zienswijze
6. Voor zover eiser in het beroepschrift verzoekt de inhoud van de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de rechtbank dat in het bestreden besluit is ingegaan op de zienswijze. Eiser heeft in zijn beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid
7. De minister heeft geloofwaardig geacht dat eiser sinds 2018 of 2019 niet meer in Allah gelooft. De verklaringen van eiser over zijn afvalligheid van het islamitische geloof wordt door de minister geloofwaardig geacht. Niet geloofwaardig wordt geacht dat de (toekomstige) uiting van de afvalligheid voor eiser een belangrijk onderdeel is van zijn leven en van belang is voor zijn (religieuze) identiteit.
7.1.
Eiser heeft hier – samengevat – tegen aangevoerd dat het opleggen van zelfcensuur wat betreft zijn afvalligheid ter bescherming van zichzelf is niet alleen onredelijk, maar gaat ook voorbij aan het recht van eiser zijn geloofsovertuiging te kunnen belijden of afwijzen. Ook wijst eiser op de complexiteit en onvoorspelbaarheid van de lokale sociale dynamiek in Irak, waar religieuze leiders en maatschappelijke opvattingen sterk wisselen en steeds extremere vormen van religieuze controle kunnen aannemen en daarnaast de veranderende houding van de Irakese samenleving ten aanzien van afvalligen. Tot slot stelt eiser dat de bewijslast in deze oneerlijk is verdeeld en dat het juist de verantwoordelijkheid is van de asielinstantie om afvalligen te beschermen tegen mogelijke bedreigingen in het land van herkomst. Eiser verwijst er ondersteuning van zijn gronden naar de Country Guidance: Iraq van juni 2022 en de update daarop van november 2024.
7.2.
Nu eisers afvalligheid van het islamitische geloof geloofwaardig is geacht, volgt uit WI 2022/3
Bekering en afvalligheiddat de minister ook een standpunt moet innemen of de (toekomstige) uiting van deze afvalligheid geloofwaardig is en of deze een belangrijk onderdeel is van eisers religieuze identiteit. Hierbij is het belangrijk hoe eiser zich wil uiten en waarom dit voor eiser persoonlijk van belang is.
7.3.
Allereerst overweegt de rechtbank hiertoe dat eiser tijdens zijn verklaringen als redenen voor zijn asielaanvraag nimmer heeft gesteld dat dit vanwege zijn afvalligheid of het uiten daarvan zou zijn.
Daarnaast heeft eiser verklaard dat het voor hem geen probleem vormde om zich in Irak zodanig aan te passen dat mensen dachten dat hij (nog) religieus was en is hij pas twee tot drie jaar nadat hij afvallig is geworden vertrokken uit Irak. Dit houdt in dat eiser langere tijd als afvallige heeft geleefd in Irak. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij tijdens de periode dat hij leefde in Irak, zijn afvalligheid op enige wijze heeft geuit. Evenmin is gesteld of gebleken dat eiser zijn afvalligheid op een actieve wijze heeft geuit. Een gesprek met een paar vrienden over dit onderwerp maakt dit niet anders naar het oordeel van de rechtbank.
7.4.
Verder heeft de minister ook kunnen concluderen dat eiser vaag verklaart over de manier waarop hij zijn afvalligheid in de toekomst zou willen gaan uiten. Desgevraagd heeft eiser het antwoord gegeven “Ja, misschien. Een mens kan nooit voor altijd stil zijn”. Van iemand die stelt dat zijn afvalligheid een belangrijk onderdeel is van zijn leven en religieuze identiteit mag verwacht worden dat hij op concrete wijze verklaart over het uiten van zijn afvalligheid.
7.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser het uiten van zijn afvalligheid niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft dit deel van het element dan ook ongeloofwaardig kunnen achten.
Zwaarwegendheid
8. De minister heeft zich, naar het oordeel van de rechtbank, op het standpunt kunnen stellen dat eiser met de geloofwaardig bevonden relevante elementen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees heeft voor vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of dat hij bij terugkeer risico loopt op ernstige schade. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Identiteit, nationaliteit en herkomst
9. Niet bestreden is dat het enkel afkomstig zijn uit Irak op zichzelf voldoende is om aangemerkt te worden als vluchteling of dat hij risico loopt op ernstige schade bij terugkeer.
Sjiitische achtergrond
10. Voor zover eiser heeft verklaard over de risico’s die hij loopt vanwege het feit dat hij een sjiitische achtergrond heeft, heeft de minister kunnen overwegen dat dit feit alleen onvoldoende is om van vluchtelingenschap uit te gaan nu eiser zelf heeft verklaard dat hij geen persoonlijke problemen heeft ondervonden vanwege zijn sjiitische achtergrond. De verwijzing van eiser naar conflicten die in Irak in het algemeen spelen tussen soennieten en sjiieten maken vorenstaande niet anders. Ook heeft de minister op grond van hetgeen hiervoor is overwogen kunnen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Irak risico loopt op ernstige schade vanwege dit element.
Afvalligheid en uiting
11. Zoals reeds eerder in deze uitspraak is overwogen heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn afvalligheid een essentieel onderdeel uitmaakt van zijn leven en (religieuze) identiteit. Verder is niet gebleken dat eiser vanwege zijn afvalligheid problemen zal ondervinden. Uit eisers verklaringen blijkt immers niet dat hij zich op een bepaalde wijze heeft geuit of wenst te uiten, waardoor geen risico bij terugkeer kan worden verwacht. Ook heeft de minister mogen concluderen dat niet valt in te zien waarom eiser afvalligheid zou worden toegedicht nu eiser in het verleden ook niet in negatieve zin is opgevallen wegens zijn afvalligheid. Eiser heeft immers ook verklaard hieromtrent voorafgaand aan zijn vertrek nooit problemen te hebben ondervonden. De minister heeft daarbij ook niet ten onrechte verwezen naar het Algemeen Ambsbericht Irak waaruit blijkt dat het merendeel van de jongeren de Islam – zonder problemen - niet zou praktiseren. De minister heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser op grond van dit element niet wordt aangemerkt als vluchteling of dat hij risico loopt op ernstige schade.
Problemen met ooms
12. Wat betreft de problemen die eiser heeft met zijn ooms zijn dit problemen die geen raakvlak hebben met één van de verdragsgronden. Reeds hierom is eiser niet op deze grond als vluchteling aangemerkt. Ook heeft de minister kunnen stellen dat hetgeen eiser is overkomen met en door zijn ooms – hoewel erg vervelend – onvoldoende zwaarwegend is om te kunnen concluderen tot ernstige schade. De minister merkt daarbij niet ten onrechte op dat eiser onder meer de beschikking had over onderdak en voedsel.
Conclusie zwaarwegendheid
13. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de minister eiser een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid onder a of b van de Vw heeft kunnen onthouden en de asielaanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen al ongegrond.

Conclusie en gevolgen

14. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Ides, rechter, in aanwezigheid van
J.M. van der Stouwe, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.