ECLI:NL:RBDHA:2025:13769
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing rechterlijke machtiging tot gedwongen opname in verpleeghuis wegens onvoldoende ernstig nadeel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2025 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor gedwongen opname van een cliënt in een verpleeghuis. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 17 juni 2025, met als doel de cliënt, geboren in 1935, voor een periode van zes maanden op te nemen op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling heeft de cliënt, bijgestaan door zijn advocaat, zijn verzet tegen de opname kenbaar gemaakt. Hij betwistte de diagnose van dementie en stelde dat hij in staat was om voor zichzelf en zijn echtgenote te zorgen. De casemanager en de kinderen van de cliënt gaven echter aan dat de situatie zorgwekkend was en dat de cliënt niet meer in staat was om zelfstandig te functioneren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, maar oordeelde dat er op dit moment onvoldoende ernstig nadeel aanwezig is om tot gedwongen opname over te gaan. De rechtbank concludeerde dat de cliënt zich in zijn thuissituatie nog redelijk kan redden en dat er geen dringende noodzaak is voor opname. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de opname van de echtgenote van de cliënt wel noodzakelijk is, maar dat de cliënt zelf de keuze kan maken om in hetzelfde verpleeghuis te gaan wonen als zijn echtgenote. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot machtiging afgewezen, omdat niet voldaan was aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd.