ECLI:NL:RBDHA:2025:13769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
C/09/687749 / FA RK 25-4929
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing rechterlijke machtiging tot gedwongen opname in verpleeghuis wegens onvoldoende ernstig nadeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2025 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor gedwongen opname van een cliënt in een verpleeghuis. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 17 juni 2025, met als doel de cliënt, geboren in 1935, voor een periode van zes maanden op te nemen op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling heeft de cliënt, bijgestaan door zijn advocaat, zijn verzet tegen de opname kenbaar gemaakt. Hij betwistte de diagnose van dementie en stelde dat hij in staat was om voor zichzelf en zijn echtgenote te zorgen. De casemanager en de kinderen van de cliënt gaven echter aan dat de situatie zorgwekkend was en dat de cliënt niet meer in staat was om zelfstandig te functioneren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, maar oordeelde dat er op dit moment onvoldoende ernstig nadeel aanwezig is om tot gedwongen opname over te gaan. De rechtbank concludeerde dat de cliënt zich in zijn thuissituatie nog redelijk kan redden en dat er geen dringende noodzaak is voor opname. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de opname van de echtgenote van de cliënt wel noodzakelijk is, maar dat de cliënt zelf de keuze kan maken om in hetzelfde verpleeghuis te gaan wonen als zijn echtgenote. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot machtiging afgewezen, omdat niet voldaan was aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/687749 / FA RK 25-4929
Datum beschikking: 16 juli 2025

Afwijzing rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[naam 1] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedatum] 1935 te [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. B.J. de Bruijn te Den Haag.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 01 juli 2025.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 17 juni 2025;
- een op 27 juni 2025 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, [naam 2] , die cliënt met het oog op de machtiging kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij zijn behandeling betrokken was.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de brief d.d. 8 juli 20255 van [naam 3] en [naam 4] .
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 juli 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de casemanager, mevrouw [naam 5] .
- de zoon en dochter van cliënt, de heer [naam 6] en mevrouw [naam 7] .

Standpunten ter zitting

Door en namens cliënt is ter zitting naar voren gebracht dat cliënt zich verzet. Cliënt verzet zich allereerst tegen de diagnose. Cliënt erkent dat hij wel eens dingen vergeet, maar het is niet zo dat het ziektebeeld de overhand neemt en er gevaar en ernstig nadeel ontstaat. Cliënt stelt dat er nog geen sprake is van vergevorderde dementie, die een opname rechtvaardigt. Het gevaar en het ernstig nadeel wat is omschreven in de stukken is voor een deel aanwezig. Cliënt is het niet met alle stappen eens en dat laat hij weten. Cliënt is het er niet mee eens en kan alles zelf nog regelen. In de e-mails komt cliënt welbespraakt en nog goed bij over. Cliënt stelt dat hij nog in staat is om als mantelzorger op te treden voor zijn echtgenote. Het is nog te vroeg om cliënt op te nemen in een verpleeghuis. Cliënt wil overwegen om thuiszorg toe te laten en dan is er dus nog een alternatief beschikbaar. De advocaat pleit primair voor afwijzing van het verzoek. Subsidiair vraagt de advocaat om, bij toewijzing van de rechterlijke machtiging, ook de machtiging van zijn echtgenote toe te wijzen zodat zij bij elkaar kunnen blijven.
De casemanager heeft ter zitting verklaard dat de dementie bij cliënt minder ver gevorderd is dan bij zijn echtgenote. De casemanager betwijfelt of cliënt zelfstandig kan wonen. Cliënt zegt pertinent dat hij geen hulp nodig heeft waardoor hij de zorg, ook de zorg voor zijn echtgenote, weigert. Het klopt niet dat cliënt nog zelf kookt. Op verschillende momenten is er bedorven eten in de koelkast gevonden. Cliënt kan nog wel maaltijden opwarmen, maar is niet meer in staat om te koken. De douchecabine staat vol met spullen waardoor niet duidelijk is hoe cliënt zijn zelfzorg doet. De zoon van cliënt is gemachtigde bij veel instanties. Cliënt heeft contact opgenomen met deze instanties waardoor alle post weer naar hem toe gaat. Hij stuurt mails en reacties die niet kloppen of onprettig zijn. Cliënt zit zijn zoon regelmatig dwars als het aankomt op betalingen van bijvoorbeeld belasting.
De kinderen van cliënt hebben ter zitting verklaard dat hun ouders een levenstestament hebben opgesteld waarin staat dat zij geen wettelijke vertegenwoordiger willen of dat dit voorkomen moet worden. Het komt regelmatig voor dat hun vader dingen betaalt die al betaald zijn. Het klopt dat hun vader welbespraakt is, maar hij heeft geen inzicht meer. Zij zijn erachter gekomen dat hun vader vorige jaar €9000,- heeft overgemaakt van de rekening van hun moeder naar zichzelf. De kinderen hadden de hoop dat het nog zou lukken, maar toen de specialist ouderengeneeskunde langskwam, kwam het besef dat hun vader niet meer in staat is tot een redelijke afweging van zijn belangen. Hun vader is niet meer in staat om nieuwe apparaten te bedienen, de (oude) magnetron lukt wel. Verder lichten zij toe dat het doktersechtpaar dat de brief heeft geschreven nooit op bezoek komen. Zij weten niet hoe het dagelijks leven van hun ouders eruit ziet.

Beoordeling

Ter zitting is duidelijk geworden dat de familie die de brief heeft gestuurd, niet dagelijks betrokken is bij de situatie van cliënt en zijn echtgenote. De rechtbank kan geen doorslaggevende betekenis geven aan deze brief omdat er sprake is van een familierelatie en zij beschikt over een medische verklaring die is opgesteld door een onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde en met de inhoud van de brief in tegenspraak is. De rechtbank zal de brief niet verder meenemen in haar beoordeling.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende aanleiding is om cliënt in dit stadium van de ziekte gedwongen op te nemen in een verpleeghuis. Cliënt lijkt zich in de thuissituatie nog redelijk te redden en kan zijn eigen maaltijden opwarmen. Hij en de woning zien er goed verzorgd uit. De rechtbank is er van overtuigd dat cliënt wel hulp thuis kan gebruiken, maar ingrijpen is nu nog niet nodig. Uit de stukken blijkt dat cliënt denkt dat hij de financiën nog zelf kan doen, maar dat hij dit inzicht niet meer heeft. Er is nog geen wettelijke vertegenwoordiger voor cliënt aangevraagd. Verder stelt de rechtbank vast dat het ernstig nadeel niet in zulke mate aanwezig is dat er gelijk ingegrepen moet worden.
Zorgwekkend is dat cliënt niet inziet dat voor zijn echtgenote, die vergevorderd dement is, wel een opname in een verpleeghuis noodzakelijk is. Door de opname van de vrouw komt aan het door de cliënt veroorzaakte ernstig nadeel een einde.
De advocaat wijst terecht op de wens van cliënt en zijn echtgenote om samen te blijven. Er is niets wat meneer belet om zelf de keuze te maken om in gang te zetten dat hij in hetzelfde verpleeghuis kan gaan wonen als zijn echtgenote.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er niet is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal derhalve worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, bijgestaan door S.N. Maas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juli 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 juli 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.