ECLI:NL:RBDHA:2025:13780
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na uitspraak bodemzaak
Op 22 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer NL24.27784. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een uitstel van vertrek had aangevraagd op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 14 oktober 2024 afgewezen, wat de verzoeker deed besluiten om beroep in te stellen tegen dit besluit. Daarnaast vroeg de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 11 juni 2025, waarbij de verzoeker aanwezig was met een waarnemer en een tolk. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook de aanhangige bodemzaak, met zaaknummer NL24.44078, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak, er geen noodzaak meer bestond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er, gezien de uitkomst van de bodemzaak, geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. M.M. Tank, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.