ECLI:NL:RBDHA:2025:13783
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een ambtshalve oordeel over een niet-ontvankelijk verklaard bezwaarschrift
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2025, in de zaak tussen eiser en de minister van Financiën, wordt de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een ambtshalve oordeel over een niet-ontvankelijk verklaard bezwaarschrift beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor de overneming van schulden op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), maar zijn aanvraag werd op 19 oktober 2022 afgewezen. Eiser diende op 20 maart 2024 een processtuk in dat als een 'voorlopig bezwaarschrift c.q. verzoek tot herziening' werd aangeduid, maar dit werd door verweerder op 16 juli 2024 niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de bezwaartermijn was ingediend. Verweerder ging echter ambtshalve in op de inhoud van de bezwaargronden en lichtte toe waarom de schulden niet werden overgenomen.
Eiser maakte op 14 augustus 2024 bezwaar tegen het besluit van 16 juli 2024, maar verweerder gaf aan dat hiertegen geen bezwaar mogelijk was, omdat het een besluit op bezwaar betrof. Eiser stelde beroep in, maar de rechtbank oordeelde dat het processtuk van 20 maart 2024 geen herzieningsverzoek bevatte, maar enkel een bezwaarschrift. De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift van 20 maart 2024 terecht niet-ontvankelijk was verklaard, en dat het beroep tegen het besluit van 16 juli 2024 ook niet-ontvankelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees de kosten af.