ECLI:NL:RBDHA:2025:13791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
NL25.24445 en NL25.24446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Mauritaanse eiser wegens gebrek aan geloofwaardigheid en onvoldoende bewijs van vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van een Mauritaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, die op 13 mei 2025 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 28 mei 2025 te horen dat zijn aanvraag kennelijk ongegrond was. De rechtbank beoordeelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening, dat op 26 juni 2025 werd behandeld. Eiser stelt dat hij in Mauritanië werd gezocht door de politie na deelname aan een manifestatie en dat hij discriminatie heeft ervaren vanwege zijn afkomst en huidskleur. De rechtbank concludeert echter dat de verklaringen van eiser inconsistent zijn en dat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde vervolging. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de problemen van eiser niet van een zodanige ernst zijn dat er sprake is van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24445 en NL25.24446
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. R. Koelman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 13 mei 2025 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 mei 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 26 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Mauritaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1989. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij werd in Mauritanië gezocht door de politie nadat hij had deelgenomen aan een manifestatie over de uitslag van de presidentsverkiezingen. Hierbij is eisers broer opgepakt, maar wist eiser zelf te ontkomen. Hij heeft ondergedoken gezeten en heeft daarna zijn land verlaten. Daarnaast heeft eiser in Mauritanië discriminatie ervaren. Vanwege zijn afkomst en donkere huidskleur kan hij met moeite opdrachten vinden als schilder en hebben opdrachtgevers hem gedwongen onbetaald meer werk te doen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
eisers problemen naar aanleiding van een manifestatie; en
de door eiser ondervonden discriminatie.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Eisers problemen vanwege de manifestatie vindt verweerder niet geloofwaardig. Eisers verklaringen daarover vormen namelijk geen samenhangend en aannemelijk geheel [2] omdat hij wisselend heeft verklaard over wanneer de manifestatie plaatsvond en omdat ongerijmd is dat hij na de manifestatie nog in Mauritanië kon wonen zonder opgepakt te worden en Mauritanië vervolgens zonder problemen kon verlaten. Verweerder vindt geloofwaardig dat eiser discriminatie heeft ervaren, maar deze is niet van zo een ernstige aard dat er sprake is van vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [3] en of een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [4] Verweerder wijst de aanvraag van eiser af als kennelijk ongegrond omdat zijn aanvraag een opvolgende aanvraag is die niet niet-ontvankelijk is verklaard. [5]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder moet een nader medisch advies laten uitbrengen, omdat in het advies van MediFirst ten onrechte is opgenomen dat eiser wel bij benadering data kan benoemen. Verweerder mocht niet van eiser verwachten dat hij de datum van de manifestatie kan benoemen, ook niet bij benadering. Eisers verklaringen over hoe hij kon onderduiken en het land kon verlaten zijn daarnaast niet ongerijmd. Eiser heeft zijn locatie geheimgehouden en smeergeld betaald om het land te kunnen verlaten. Dat eiser niet eerder heeft verklaard over het smeergeld, kan hem niet worden tegengeworpen omdat verweerder daar niet naar heeft gevraagd. Tot slot maakt de discriminatie het voor eiser onmogelijk om in zijn bestaan te voorzien, zodat eiser moet worden aangemerkt als vluchteling.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
Het medisch advies
7. Een advies van MediFirst is een deskundigenadvies. Wanneer verweerder een advies van MediFirst aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet hij zich ervan vergewissen dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk is. [6] Als verweerder heeft voldaan aan de vergewisplicht, kan een asielzoeker de uitkomst van het advies alleen succesvol bestrijden met een ander deskundigenadvies waaruit een andere conclusie volgt. De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat het advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen of inhoudelijk niet inzichtelijk is. De stelling van eiser dat ten onrechte in het advies is opgenomen dat eiser wel bij benadering data kan noemen, geldt niet als zo een aanwijzing omdat het een losse stelling van eiser betreft. Daar komt bij dat eiser in het nader gehoor de uitkomst van het advies heeft bevestigd door bevestigend te antwoorden op de vraag of hij zich herkent in het advies. Verweerder heeft daarom uit mogen gaan van het advies van MediFirst. Anders dan eiser ter zitting heeft betoogd, was het aan eiser en niet aan verweerder om een eventuele contraexpertise in het geding te brengen.
De geloofwaardigheid van eisers problemen
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers problemen vanwege de manifestatie op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd ongeloofwaardig heeft gevonden. Ten eerste mocht verweerder er in dit kader op wijzen dat eiser ver uiteenlopend heeft verklaard over wanneer de manifestatie heeft plaatsgevonden. Gelet op wat de rechtbank hiervoor over het medisch advies heeft overwogen, mocht verweerder van eiser verwachten dat hij bij benadering kon aangeven wanneer de manifestatie was. Eiser is hier niet in geslaagd, nu hij uiteenlopende jaartallen heeft genoemd en ook niet eenduidig heeft kunnen verklaren over het moment van de manifestatie in verhouding tot andere grote gebeurtenissen in zijn leven, zoals de geboorte van zijn zoon en zijn verblijf in Senegal. Ten tweede mocht verweerder ongerijmd vinden dat eiser na de manifestatie zonder problemen in Mauritanië kon blijven, terwijl de politie naar hem op zoek zou zijn. Zoals door verweerder ter zitting benoemd, heeft eiser ook gezegd dat hij niet weet of hij gezocht wordt. [7] Ten derde mocht verweerder als ongerijmd tegenwerpen dat eiser Mauritanië op legale wijze kon uitreizen. Verweerder heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor en het nader gehoor voldoende gelegenheid gegeven om te verklaren over hoe hij het land heeft verlaten. [8] Verweerder hoefde daarom niet de verklaring in de zienswijze te volgen dat eiser bij zijn uitreis smeergeld heeft betaald. De rechtbank merkt op dat de overige gronden van eiser over de geloofwaardigheidsbeoordeling een herhaling van de zienswijze zijn. Nu verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op de zienswijze, leiden die onderdelen van de gronden niet tot een ander oordeel.
De door eiser ervaren discriminatie
9. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde verweerder in de door eiser ervaren discriminatie ook geen reden te zien om zijn aanvraag in te willigen. Verweerder merkt volgens zijn beleid discriminatie aan als daad van vervolging, als de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. [9] Uit eisers verklaringen blijkt niet dat hij op die manier ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden. Zo heeft eiser verklaard dat het voor hem lastig is om werk te vinden als schilder en dat sommige opdrachtgevers hem dubbel werk lieten doen, maar dat hij wel een aantal maanden op jaarbasis kon werken. Uit eisers verklaringen blijkt ook dat hij in staat was om naar school te gaan en een diploma te behalen. Daarnaast heeft eiser volgens zijn verklaringen toegang tot zorg. Dat eiser lang moet wachten om geholpen te worden betekent niet dat hij volledig uitgesloten wordt van medische zorg. Daarbij mocht verweerder erop wijzen dat eiser, ondanks langere wachttijden wel toegang heeft tot overheidsdiensten, nu hij een paspoort kon verkrijgen. De rechtbank volgt verweerder daarom in zijn standpunt dat niet is gebleken dat eiser vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. De rechtbank begrijpt dat de situatie nog niet optimaal is, maar dit is onvoldoende om te kunnen spreken van discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag of van een onmenselijke en vernederende situatie waarin eiser terecht komt als hij terugkeert naar Mauritanië.

Conclusie en gevolgen

10. Verweerder heeft de aanvraag mogen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
10.1.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10.2.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
2.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
3.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2539.
7.Zie pagina 15 van het verslag nader gehoor.
8.Zie pagina 6 van het verslag gehoor aanmeldfase en pagina 4 van het verslag nader gehoor.
9.Zie paragraaf C2/3.2.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).