ECLI:NL:RBDHA:2025:13802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
NL25.22977
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op basis van geloofwaardigheid van identiteit en asielmotieven

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, met de Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 22 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 14 mei 2025 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. Eiser stelt dat hij bedreigd wordt door de Ogboni groepering, waarvan zijn vader een hoge functie bekleedde. Hij heeft echter geen identificerende documenten overgelegd en zijn verklaringen over de dreigementen zijn volgens verweerder niet geloofwaardig. De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden de identiteit van eiser niet geloofwaardig heeft geacht, omdat eiser niet alle relevante documenten heeft overgelegd. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder terecht is en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22977

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 22 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 14 mei 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer Onwuegbuchu als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1988. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij te vrezen heeft voor de Ogboni groepering. Zijn vader bekleedde in die geheime groep een hoge functie. Sinds zijn dood willen leden van de groep dat eiser zijn vaders plek inneemt. Zij hebben gedreigd dat als eiser geen lid zou worden, zij hem zullen vermoorden.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser; en
eisers problemen met de Ogboni groepering.
4. Verweerder vindt de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, maar zijn identiteit niet. Eiser heeft namelijk geen identificerende documenten overgelegd, terwijl hij wel een paspoort heeft dat in Italië ligt. [2] Ook eisers problemen met de Ogboni groepering vindt verweerder niet geloofwaardig, omdat eisers verklaringen daarover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. [3] Hij heeft namelijk slechts vaag en oppervlakkig verklaard over de groepering, de dreigementen, zijn vaders lidmaatschap en waarom hij zelf geen lid wil worden van de groepering. Eiser heeft daarom geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [4] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [5]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert het volgende aan. Zijn identiteit is, net als zijn nationaliteit en herkomst, wel degelijk aannemelijk. Ook eisers problemen met de Ogboni mocht eiser verweerder niet als ongeloofwaardig aanmerken. Vanwege de geheime aard van de groepering, mocht verweerder niet van eiser verwachten dat hij meer diepgravend kon verklaren. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geen landeninformatie geraadpleegd over Ogboni in Nigeria en is verweerder niet deugdelijk ingegaan op de landeninformatie die eiser heeft aangevoerd. Eiser beroept zich namelijk op een brief van VluchtelingenWerk Nederland over Ogboni en (gedwongen) lidmaatschap. Eiser overlegt in de beroepsfase ook een kopie van een politieverklaring van een aangifte die hij in 2013 heeft gedaan. Dat stuk onderbouwt zijn relaas verder.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de identiteit van eiser op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd niet geloofwaardig heeft gevonden. Verweerder mocht namelijk aan eiser tegenwerpen dat hij niet alle relevante elementen waar hij over beschikt, heeft overgelegd. Het gaat dan om het paspoort van eiser, waarvan hij heeft verklaard dat het bij een vriend in Italië ligt. Verweerder mocht van eiser verwachten dat hij het paspoort vanuit Italië naar Nederland mee zou nemen of over zou laten komen. Eiser heeft ook geen bevredigende verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van zijn paspoort, nu niet is gebleken dat het voor eiser onmogelijk was het paspoort over te leggen. Verweerder mocht er in dit kader ter zitting op wijzen dat eiser al vier maanden in Nederland is en dat eiser digitale middelen kon inzetten om het paspoort te verkrijgen. Dat eiser in Italië dakloos was en het paspoort daarom bij een vriend heeft achtergelaten, doet er niet aan af dat niet is gebleken dat eiser heeft geprobeerd om het weer terug te krijgen.
De geloofwaardigheid van eisers problemen
8. De rechtbank is ook van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft onderbouwd waarom hij eisers problemen niet geloofwaardig acht. Verweerder mocht er in dit kader op wijzen dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over de dreigementen die hij heeft ontvangen, bijvoorbeeld omdat hij geen omschrijving kon geven van wie er langskwamen of hoe de dreigementen verliepen. Ook over de groepering zelf en de rol van zijn vader daarin heeft eiser bijna geen informatie kunnen geven. Daarnaast heeft eiser, ondanks herhaaldelijk doorvragen, geen reden genoemd waarom hij geen lid wilde worden van de groepering. Verweerder mocht dit bevreemdend vinden omdat de kern van eisers probleem erin ligt dat hij de rol van zijn vader niet wilde overnemen. Het betoog dat eiser in bewijsonmacht verkeert omdat hij niet kan weten wat zich in de groepering afspeelt, verandert het oordeel van de rechtbank niet. Verweerder mocht namelijk van eiser verwachten dat hij gedetailleerder kon verklaren over de manier waarop hij zelf met de Ogboni te maken heeft gehad, de redenen dat hij ze vreest en waarom hij geen onderdeel van de groep uit wil maken. Hiervoor is geen diepgravende kennis van de werking van de groepering nodig. Verweerder is in het bestreden besluit ook voldoende ingegaan op de door eiser aangevoerde landeninformatie door te reageren op relevante passages uit de brief van VluchtelingenWerk Nederland. In die bron komt naar het oordeel van de rechtbank niet naar voren dat kinderen van overleden Ogboni-leden worden gedwongen om toe te treden tot het genootschap, tenzij de ouders het leven van het kind aan de gemeenschap hebben opgedragen. In deze zaak is niet gesteld of gebleken dat dit het geval is. De grond dat verweerder zijn samenwerkingsplicht heeft geschonden door geen openbare bronnen te raadplegen, slaagt dan ook niet.
8.1.
Dat eiser in de beroepsfase een kopie van een politieverklaring uit 2013 heeft overgelegd en ter zitting heeft aangegeven dat hij het origineel ter onderzoek kan aanbieden aan Bureau Documenten, doet aan het voorgaande niet af. Verweerder heeft zich namelijk op het standpunt mogen stellen dat zowel de kopie als het origineel van dit document de uitkomst van eisers asielaanvraag niet kunnen veranderen. Uit de kopie blijkt immers dat het document grotendeels een weergave is van eisers eigen verklaringen bij de politie. Eruit blijkt niet dat de politie een waardeoordeel over eisers aangifte heeft gegeven of getuigen heeft gehoord in de zaak. Verweerder mocht zich daarom op het standpunt stellen dat ook een echt bevonden origineel van dit document niet kan opwegen tegen eisers vage, oppervlakkige en ongerijmde verklaringen over zijn gestelde problemen. Verweerder heeft ter zitting ook aangegeven dat aan eiser niet langer wordt tegengeworpen dat hij geen aangifte heeft gedaan, nu eiser in het nader gehoor juist heeft verklaard dat hij dit wel heeft gedaan. [6] De politieverklaring treft daarom ook geen doel meer voor zover eiser ermee wil onderbouwen dat hij aangifte heeft gedaan. Anders dan eiser betoogt, geldt het feit dat in het document staat dat de politie eiser naar huis heeft gestuurd ook niet als indicatie dat het bij voorbaat zinloos is om aangifte te doen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om verweerder op te dragen onderzoek te doen naar de echtheid van het origineel, de behandeling van de zaak aan te houden of het onderzoek na de zitting te heropenen.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag mogen afwijzen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
9.1.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie artikel 31, zesde lid, onder c van de Vw 2000.
3.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw 2000.
4.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Zie pagina 15 van het verslag nader gehoor.