Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 april 2025;
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
de taxatiewaarde”wordt bedoeld de waarde van de woning in verhuurde staat, terwijl de vrouw van mening is dat het gaat om de waarde van de woning in onverhuurde staat.
De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.’ [1]