In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2025 een beschikking gegeven inzake het verzoek van ING Bank N.V. tot goedkeuring van de onderhandse verkoop van een woning. De woning, gelegen op een perceel grond met daarop een casco woonhuis, was onderwerp van een hypothecaire lening waarbij ING als eerste hypotheekhouder optrad. De eigenaar van de woning, aangeduid als [naam], voldeed niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van de hypothecaire geldlening, wat leidde tot een aankondiging van executoriale verkoop. ING heeft een koopovereenkomst gesloten met een aspirant-koper, aangeduid als [aspirant-koper], en verzocht de rechtbank om goedkeuring van deze onderhandse verkoop.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vermoedelijke verkoopopbrengst bij een executieveiling € 490.000,- bedraagt, wat overeenkomt met de koopsom in de onderhandse verkoop. Ondanks dat dit strikt genomen niet voldoet aan het wettelijk criterium van artikel 3:268 lid 2 BW, concludeert de voorzieningenrechter dat er een reëel risico bestaat dat de woning bij een openbare veiling minder zal opbrengen vanwege de casco staat. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van ING goedgekeurd en bepaald dat de woning onderhands verkocht kan worden. Tevens is bepaald dat de huidige eigenaar en zijn aanverwanten de woning moeten ontruimen op de dag van inschrijving van de leveringsakte.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.