Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[eiser 1] te [woonplaats 1] ,
[eiser 2]te [woonplaats 1] ,
[eiser 3]te [woonplaats 1] ,
1.[gedaagde 1] te [woonplaats 2] ,
[gedaagde 2]te [woonplaats 2] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die op 25 juli 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee partijen die betrokken zijn bij een erfdienstbaarheid. De eisers, bestaande uit drie broers die agrarische bedrijven exploiteren, vorderen dat de gedaagden hen toestaan om onbelemmerd gebruik te maken van een weg die hen verbindt met de openbare weg. Deze weg is het onderwerp van een erfdienstbaarheid die in 1986 is gevestigd. De gedaagden, die op een aangrenzend perceel wonen, hebben aangekondigd het gebruik van de weg door de eisers te beperken, wat heeft geleid tot deze rechtszaak. De voorzieningenrechter oordeelt dat de uitleg van de erfdienstbaarheid niet in kort geding kan worden beslecht, maar dat er wel een spoedeisend belang is voor de eisers om de weg te blijven gebruiken. De rechter wijst de vordering van de eisers toe, met de voorwaarde dat zij de belangen van de gedaagden in acht nemen. De gedaagden worden veroordeeld om binnen drie dagen na het vonnis de toegang tot de weg te herstellen en een dwangsom wordt opgelegd voor het geval zij hier niet aan voldoen. De vordering van de gedaagden in reconventie wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten.