ECLI:NL:RBDHA:2025:13853

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL25.15507 en NL25.15508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Spanje

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Eiser, die stelt de Guinese nationaliteit te hebben, heeft op 9 oktober 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar is op 19 augustus 2024 illegaal via Spanje de Europese Unie binnengekomen. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling van de aanvraag. Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 26 juni 2025 behandeld.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en is van oordeel dat de minister op goede gronden heeft besloten om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland heeft een verzoek om overname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard.

Eiser heeft aangevoerd dat er bij overdracht naar Spanje een reëel risico bestaat op onmenselijke of vernederende behandeling, maar de rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank concludeert dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Spanje, zoals eerder bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.15507 (beroep)
NL25.15508 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser),

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Eiser stelt de Guinese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1992. Hij heeft op 9 oktober 2024 asiel aangevraagd in Nederland. Gebleken is dat eiser op 19 augustus 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de Europese Unie is ingereisd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 1 april 2025 niet in behandeling genomen, omdat verweerder Spanje verantwoordelijk acht voor de behandeling van de aanvraag.
1.1.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 26 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of verweerder op goede gronden heeft besloten eisers asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling, als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Mocht verweerder uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Spanje?
4. Eiser voert aan dat verweerder niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Spanje. Eiser heeft gewezen op het AIDA-rapport van mei 2024, waarin is neergelegd dat Dublinterugkeerders in Spanje moeite hebben om toegang te verkrijgen tot de asielprocedure en dat er een gebrek is aan opvangcapaciteit. Eiser kan daarom niet worden teruggestuurd naar Spanje, want dit is in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 4 van het EU-Handvest. [3]
4.1.
Het standpunt van eiser dat er bij overdracht, als gevolg van tekortkomingen in de asielprocedure in Spanje, sprake zal zijn van een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest, volgt de rechtbank niet. Verweerder mag ten aanzien van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat is in de uitspraak van 24 juni 2024 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) bevestigd. [4] Ter zitting heeft eiser gewezen op het nieuwe AIDA-rapport over Spanje van april 2025. De tekst in dit nieuwe AIDA-rapport op pagina 67, over de tekortkomingen in de asielprocedure, is identiek aan het AIDA-rapport van mei 2024, waarover de Afdeling al heeft geoordeeld in voornoemde uitspraak. [5] Eiser vindt dat omdat er een jaar later in Spanje nog steeds sprake is van dezelfde tekortkomingen, geconcludeerd moet worden dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel is geschonden. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Uit rechtspraak van de Afdeling leidt de rechtbank af dat tijdsverloop zonder dat de situatie is verbeterd, niet betekent dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel daardoor wordt geschonden. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat er voor Spanje onverkort uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Spanje.
5.1.
Nu de rechtbank uitspraak doet over eisers beroep en dit ongegrond verklaart, is er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
5.2.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Eiser heeft hierbij verwezen naar p.67 van het AIDA-rapport van april 2025 en p.69 van het AIDA-rapport van mei 2024.