ECLI:NL:RBDHA:2025:13855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
C/09/687075 / KG ZA 25-593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis kort geding inzake vakantie pleegouders en omgangsregeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R) over de omgangsregeling met haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder vorderde dat LJ&R zou worden veroordeeld tot naleving van de omgangsregeling tijdens de zomervakantie, waarbij de kinderen bij de pleegouders verblijven. De moeder stelde dat het belangrijk was om contact te houden met de kinderen, vooral gezien de aanstaande gezinsopname. LJ&R voerde aan dat het in het belang van de kinderen was om met de pleegouders op vakantie te gaan en dat extra omgangsmomenten niet haalbaar waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de moeder een spoedeisend belang had bij haar vordering, maar besloot dat de geplande vakantie van de pleegouders gerespecteerd moest worden. De rechter wees de primaire vordering van de moeder af, maar oordeelde dat er wel compensatie moest komen voor de gemiste omgang tijdens de vakantie. De voorzieningenrechter bepaalde dat er in de zomervakantie 2025 twee inhaalmomenten van acht uur moesten plaatsvinden, waarbij de kinderen begeleid contact hebben met hun ouders. De data van deze inhaalmomenten worden vastgesteld onder regie van LJ&R in samenspraak met de betrokken instelling. De overige vorderingen van de moeder werden afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team familie - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/687075 / KG ZA 25-593
Vonnis in kort geding van 15 juli 2025
in de zaak van
[eiseres],
eiseres,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. M. Erkens te Den Haag,
tegen:
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
de gecertificeerde instelling.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘de moeder’ en ‘LJ&R’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de op 10 juli 2025 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
De zaak is gecombineerd met het door LJ&R op grond van artikel 1:262b BW ingediende verzoek (C/09/687769 JE RK 25-1168) ter zitting behandeld.
1.3.
Op de zitting zijn verschenen:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat;
- [naam 1] , de begeleider van de moeder,
- [naam 2] en [naam 3] namens LJ&R;
- [de vader] , de vader;
- [pleegvader] en [pleegmoeder] , de pleegouders.
1.4.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, wordt in deze procedure van het volgende uitgegaan.
2.1.
De moeder is gehuwd met [de vader] (de vader).
2.2.
Zij zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2019 in [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2021 in [geboorteplaats] .
2.3.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de pleegouders.
2.5.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 29 april 2022 onder toezicht. De rechtbank heeft bij beschikking van 29 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 25 juli 2025. Bij beschikking van 18 februari 2025 is de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 25 juli 2025.
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank van 25 november 2024 is de volgende voorlopige begeleide contactregeling vastgesteld: eenmaal per week vijf uur bij de ouders thuis, waarbij de regeling van ommekomst van een aantal maanden dient te worden uitgebreid naar acht uur per week, indien de huidige reactie van de kinderen niet wijzigt, dat wil zeggen gelijk blijft.
2.7.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben op dit moment elke week acht uur (van 10.00 uur tot 18.00 uur) begeleide omgang met hun ouders bij de ouders thuis.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. LJ&R primair te veroordelen tot naleving van de omgangsregeling uit de beschikking van 25 november 2024, ook tijdens de zomervakantie, zo nodig op straffe van een dwangsom;
b. LJ&R subsidiair te veroordelen tot naleving van de omgangsregeling uit de beschikking van 25 november 2024, en indien de pleegouders met zomervakantie gaan de gemiste omgang met ouders nog tijdens de zomervakantie 1 op 1 te compenseren, zo nodig op straffe van een dwangsom;
c. voorts te bepalen in aanvulling op de omgangsregeling dat de kinderen gedurende de zomervakantie een dag extra bij de ouders zijn (dus twee dagen per week), de eerste drie keer zonder overnachting en de laatste drie keer met overnachting.
3.2.
LJ&R voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Het geschil
4.1.
LJ&R heeft de pleegouders toestemming gegeven voor een vakantie met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 24 juli tot en met 19 augustus 2025. Dit betekent dat de begeleide omgang tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun ouders in de weken 31, 32 en 33 niet door kan gaan. De ouders hebben voorgesteld of de gemiste omgangsmomenten kunnen worden ingehaald en of tweemaal per week videobellen met de kinderen tijdens de vakantie mogelijk is. LJ&R heeft het besluit genomen om geen videobelmomenten met de ouders te organiseren tijdens deze vakantie en LJ&R ziet ook geen ruimte om – ter compensatie – meer omgangsmomenten in de overige vakantieweken te organiseren.
4.2.
De moeder wil dat de vastgestelde omgangsregeling ook in de vakantie wordt nageleefd. Als de pleegouders wel met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vakantie gaan, dan wil zij graag tijdens de zomervakantie compensatie voor de gemiste omgangsmomenten. Volgens de moeder moet voorkomen worden dat er een lange contactbreuk ontstaat tussen de ouders en de kinderen, vooral gelet op de komende gezinsopname. LJ&R moet ervoor zorgen dat de omgangsregeling tussen de ouders en de kinderen wordt nageleefd.
4.3.
LJ&R vindt het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij met de pleegouders op vakantie gaan. LJ&R geeft aan dat zij geen videobelmomenten zal organiseren tijdens de vakantie, omdat zij het belangrijk vindt om tegemoet te komen aan de behoefte van de pleegouders om drie weken tot rust te komen. Het plannen van extra omgang in de zomervakantie als inhaalmomenten levert volgens LJ&R een te groot risico op voor de continuïteit van de plaatsing en de stabiliteit die het pleeggezin biedt aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Pleegouders en pleegzorg zien dat de wekelijkse omgang veel van de kinderen vraagt en de kinderen een paar dagen moeten bijkomen van de omgang. Het risico op toenemende spanningen rond de omgang door inhaalmomenten af te dwingen is te groot en niet goed voor de kinderen. Het is daarom niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als zij de andere vakantieweken buiten de vakantie om nog meer uren omgang in één week dan de vastgestelde acht uur per week met de ouders hebben. Het is belangrijk dat de structuur die er normaliter is rond de omgang, zoveel mogelijk dezelfde blijft.
Spoedeisend belang
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de moeder een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De zomervakantie begint op 19 juli 2025 en de pleegouders willen vanaf 24 juli 2025 met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vakantie.
4.5.
Het geschil kan – zoals LJ&R stelt – ook op grond van artikel 1:262b BW aan de rechtbank worden voorgelegd. De moeder heeft echter gekozen voor het aanhangig maken van een kort geding procedure. Gelet op de korte termijn voordat de vakantie begint, vindt de voorzieningenrechter het gerechtvaardigd dat de moeder deze keuze heeft gemaakt.
Het contact in de zomervakantie
4.6.
De voorzieningenrechter vindt het belangrijk dat de vakantie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met hun pleegouders door kan gaan. De kinderen, de ouders en de pleegouders hebben al veel meegemaakt. Op 22 juli 2025 staat de zitting gepland die gaat over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing. Verder zijn de ouders in afwachting van het starten van een gezinsopname (met de kinderen). Dit zorgt bij iedereen voor onzekerheid en spanning. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het in het belang van de kinderen is om gedurende de geplande vakantie onafgebroken bij de pleegouders te zijn en dat de rust die een vakantie kan geven, wordt gerespecteerd. Daarom zal LJ&R niet worden veroordeeld tot naleving van de omgangsregeling tijdens de zomervakantie van de pleegouders. Hierbij wordt opgemerkt dat – hoewel dit niet wordt gevorderd – de voorzieningenrechter ook geen videobelmomenten zal vastleggen voor die periode.
Dit betekent dat de primaire vordering van de moeder (onder ‘a’) wordt afgewezen.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gemiste omgang tijdens de vakantie wel moet worden gecompenseerd. Het contact tussen de ouders en de kinderen is in stapjes opgebouwd. Sinds 21 mei 2025 is dit elke week 8 uur. De voorzieningenrechter vindt het niet in het belang van de opbouw van het contact en de relatie van de kinderen met hun ouders, als deze momenten nu drie weken niet doorgaan zonder een vorm van compensatie. De voorzieningenrechter acht inhaalmomenten in de andere vakantieweken van de zomervakantie niet te belastend voor de kinderen. De situatie op zichzelf is belastend voor de kinderen. Zij wonen al drie jaar bij de pleegouders, hebben wekelijks contact met hun ouders, maar het toekomstperspectief is nog niet duidelijk. Dat de kinderen daar last van hebben is begrijpelijk. De voorzieningenrechter vindt het echter een te vergaande conclusie om te stellen dat de spanning (alleen) komt door het contact met de ouders en daardoor inhaalmomenten niet goed zouden zijn voor de kinderen. Op dit punt gaat de voorzieningenrechter dus voorbij aan het standpunt van LJ&R.
Gelet op het feit dat de pleegouders ruim drie weken op vakantie gaan (24 juli tot en met 19 augustus 2025) en de zomervakantie in totaal zes weken duurt (19 juli tot en met 31 augustus 2025), vindt de voorzieningenrechter twee inhaalmomenten van acht uur redelijk. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat het eerste inhaalmoment wordt ingepland vóór de vakantie van de pleegouders en het tweede inhaalmoment ná de vakantie van de pleegouders. Het is echter aan LJ&R om – rekening houdend met de agenda’s van de ouders, de pleegouders en de beschikbaarheid van het [instelling] – te kijken welke planning het meest in het belang van de kinderen is.
4.8.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter bepalen dat er in de zomervakantie 2025 twee inhaalmomenten van acht uur moeten plaatsvinden. Het kiezen van de data voor de inhaalmomenten zal onder regie van LJ&R zijn, omdat de inhaalmomenten moeten worden begeleid door het [instelling] en dus in samenspraak met het [instelling] moet worden gepland. De vordering van de moeder wordt voor het overige afgewezen.
Geen dwangsom
4.9.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een dwangsom aan deze beslissing te verbinden. Zij gaat er vanuit dat de LJ&R uitvoering zal geven aan deze beslissing.
Geen uitbreiding omgangsregeling
4.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering om de huidige omgangsregeling uit te breiden zich niet leent voor behandeling in kort geding. Gelet op de voorgeschiedenis is sprake van een te complexe situatie om in een kort gedingprocedure een beslissing te nemen over uitbreiding van het contact tussen de kinderen en hun ouders. De vordering van de moeder onder ‘c’ wordt daarom afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
bepaalt dat er in de zomervakantie 2025 twee inhaalmomenten van acht uur moeten plaatsvinden, waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] begeleid contact hebben met hun ouders; de data van deze inhaalmomenten worden vastgesteld onder regie van LJ&R in samenspraak met het [instelling] ;
5.2.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong-Kwestro en in het openbaar uitgesproken op
15 juli 2025.
MV