ECLI:NL:RBDHA:2025:13874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL24.41368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf op basis van onvoldoende sociale en economische binding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Buitenlandse Zaken op 26 oktober 2023, met als reden dat er redelijke twijfel bestond over de vraag of eiseres Nederland tijdig zou verlaten. De rechtbank heeft op 1 juli 2025 de zaak behandeld en na de zitting op dezelfde dag mondeling uitspraak gedaan. Eiseres, van Dominicaanse nationaliteit en met bestendig verblijf in de Verenigde Staten, had het visum aangevraagd om haar partner in Nederland te bezoeken. De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid kon stellen dat eiseres onvoldoende sociale en economische binding heeft met de Verenigde Staten, waardoor er twijfels bestaan over haar terugkeer. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de afwijzing van de minister en de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft afgezien van een hoorzitting in de bezwaarfase. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41368
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2025 in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. C.N. Noordzee),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder (gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot verlening van een visum kort verblijf.
2. Bij besluit van 26 oktober 2023 (het primaire besluit), bekend gemaakt op 31 oktober 2023, heeft de minister de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een visum kort verblijf afgewezen.
3. Met het besluit van 26 september 2024 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De minister heeft het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister.
5. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank op 1 juli 2025 mondeling uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de afwijzing van de visumaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. Het beroep van eiseres is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
8. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1982, is van Dominicaanse nationaliteit en heeft sinds 2015 bestendig verblijf in de Verenigde Staten. Eiseres heeft op 23 oktober 2023 een visum kort verblijf aangevraagd met het doel om haar partner in Nederland te bezoeken in de periode van 10 februari 2024 tot en met 25 mei 2024. Eiseres zou in Nederland verblijven bij haar schoonmoeder [referent] (referent).
9. De minister heeft de visumaanvraag van eiseres afgewezen, omdat de minister redelijke twijfel had of eiseres Nederland, dan wel het grondgebied van de lidstaten, tijdig zou verlaten. Volgens de minister is namelijk onvoldoende gebleken dat eiseres voldoende sociale en economische binding heeft met de Verenigde Staten om tijdige terugkeer te waarborgen. Daarnaast heeft de minister tegengeworpen dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf van eiseres onvoldoende zijn aangetoond. De minister heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft daarom op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgezien van horen als bedoeld in artikel 7:2 van de Awb.

Beoordelingskader

10. Uit artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) volgt dat de minister een visum moet weigeren bij redelijke twijfel over het voornemen van een vreemdeling om Nederland te verlaten voor afloop van de geldigheidsduur van het aangevraagde visum. Bij redelijke twijfel hierover moet de minister het visum al afwijzen. Het is aan de vreemdeling om aan te tonen dat hij aan de vereisten voor het gevraagde visum voldoet. Naarmate de binding geringer of juist sterker is, zal ook de twijfel over het voornemen van de vreemdeling om het grondgebied van de lidstaten tijdig te verlaten toe-of afnemen. Het is dan aan de vreemdeling om met objectieve bewijsmiddelen aannemelijk te maken dat hij tijdig zal terugkeren naar het land van herkomst.
11. Bij de beoordeling van de door de vreemdeling aangeleverde gegevens beschikt de minister over een ruime beoordelingsruimte. Bij die beoordeling mag de minister de sociale en economische binding van de vreemdeling met het land van herkomst betrekken. De rechtbank kan het standpunt of sprake is van een weigeringsgrond, gezien de ruime beoordelingsruimte, slechts terughoudend toetsen (zie in dit kader ook de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013).

Economische binding

12. Eiseres voert aan dat zij wel economische binding heeft met de Verenigde Staten. Eiseres stelt dat zij sinds 2015 vast in dienst is bij een beautysalon in de Verenigde Staten, waar zij 500 dollar per week verdient. Ter onderbouwing hiervan wijst eiseres op haar verblijfsvergunning, de werkgeversverklaring en de
Income Tax Return-formulieren van 2019 en 2021. Verder stelt eiseres dat er minder gewicht moet worden toegekend aan sociale binding wanneer er sprake is van sterke economische binding. In dit kader doet eiseres beroep op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 29 juni 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:6540).
13. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres voldoende economische binding heeft met de Verenigde Staten. De overgelegde documenten kunnen weliswaar indicaties zijn van een werkrelatie, maar leveren geen bewijs dat eiseres daadwerkelijk een substantieel en regelmatig inkomen ontvangt. Verder overweegt de rechtbank dat het beroep op de uitspraak van 29 juni 2020 niet slaagt, omdat dit geen vergelijkbaar geval is met de situatie van eiseres. In die zaak zijn immers bankafschriften en een salarisspecificatie overgelegd om het inkomen aan te tonen. De documenten die eiseres heeft overgelegd en die betrekking hebben op het inkomen, zijn de
Income Tax Return-formulieren van 2019 en 2021 en de werkgeversverklaring. Deze documenten zijn gedateerd, en daaruit blijkt ook niet dat er sprake is van een substantieel en regelmatig inkomen. De werkgeversverklaring waarin een inkomen staat vermeld van 500 dollar per week biedt onvoldoende basis voor de stelling dat dit inkomen ook daadwerkelijk is verkregen. De overige overgelegde documenten bieden, anders dan eiseres stelt, ook onvoldoende inzicht in het daadwerkelijk door eiseres genoten inkomen in de hier relevante periode. Ook had de minister in de overgelegde documenten geen aanleiding hoeven zien om nadere vragen te stellen, zoals door eiseres is gesteld. Met de vragenlijst had eiseres immers kunnen weten welke documenten nodig zijn om de economische binding te onderbouwen. De beroepsgrond slaagt niet.
Sociale binding
14. Eiseres voert aan dat zij wel voldoende sociale binding heeft met de Verenigde Staten. Eiseres stelt dat zij al gedurende een lange periode bestendig verblijf heeft in de Verenigde Staten en dat zij vanwege haar economische activiteiten daar ook sociale contacten heeft.
15. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sociale binding niet zo sterk is dat tijdige terugkeer naar de Verenigde Staten is gewaarborgd. Het is tussen partijen niet in geschil dat eiseres geen eigen gezin heeft en ook geen zorg draagt voor andere personen die van haar afhankelijk zijn. De genoemde sociale binding die verband houden met eiseres haar werk heeft eiseres niet nader toegelicht en is om die reden al onvoldoende om sociale binding aan te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Tussenconclusie

16. Naar oordeel van de rechtbank heeft de minister in het bestreden besluit kunnen stellen dat eiseres onvoldoende sociale en economische binding heeft met zowel de Verenigde Staten als de Dominicaanse Republiek, waardoor er redelijke twijfel bestaat of eiseres tijdig zal terugkeren.
17. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen het standpunt van de minister over het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van het standpunt van de minister.
Hoorplicht
18. Eiseres voert aan dat de minister ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting in de bezwaarfase. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1918), waaruit volgt dat horen in bezwaar de hoofdregel is. Eiseres heeft actief inspanning geleverd om haar situatie toe te lichten en te onderbouwen met bewijsstukken. Het had daarom volgens eiseres in de rede van de minister gelegen om te horen. Daarnaast stelt eiseres dat zij tijdens een hoorzitting meer uitleg had kunnen geven over haar economische activiteiten, arbeidsverleden en eventuele toekomstplannen met haar partner.
19. De minister heeft in het geval van eiseres kunnen afzien van horen in bezwaar. In wat eiseres in het bezwaarschrift heeft aangevoerd, heeft de minister geen aanleiding hoeven zien om eiseres nader te horen over de sociale en economische binding met het land van bestendig verblijf dan wel het land van herkomst. Het is allereerst aan eiseres om de sociale en economische binding toe te lichten. De vragenlijst en de overgelegde documenten geven onvoldoende banden met de Verenigde Staten dan wel met de Dominicaanse Republiek weer. De minister heeft kunnen concluderen dat het bezwaar kennelijk ongegrond is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2025 door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. F.J. Attema, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
15 juli 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.