ECLI:NL:RBDHA:2025:13886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL25.22060
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenveroordeling

Op 29 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker had op 13 mei 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De minister stelde dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 22 juli 2025, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening besproken, maar de voorzieningenrechter heeft besloten het verzoek af te wijzen. Dit was gebaseerd op de uitspraak die op dezelfde dag werd gedaan in de bodemzaak, waarin het beroep van de verzoeker gegrond werd verklaard.

De voorzieningenrechter heeft de minister tevens veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 907,00. Deze kosten zijn gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De kosten voor het verschijnen ter zitting zijn al vergoed in de beroepszaak, gezien de gelijktijdige behandeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22060

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Procesverloop

1. Bij besluit van 13 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL25.22059). Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL25.22059, op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek ter zitting is gesloten.

Overwegingen

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.22059, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2.1.
Het beroep is gegrond verklaard. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,00. [1] Gezien de gelijktijdige behandeling ter zitting, worden de kosten voor het verschijnen ter zitting al vergoed in de beroepszaak.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.