ECLI:NL:RBDHA:2025:13890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL23.40076, NL23.40080
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de afwijzing van asielaanvragen wegens onvoldoende motivering en risico op besnijdenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2025 uitspraak gedaan in de asielzaken van twee Nigeriaanse eisers en hun dochter. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de minister van Asiel en Migratie vernietigd, omdat deze onvoldoende gemotiveerd waren. De eisers, die in Nederland asiel hadden aangevraagd, voerden aan dat zij vreesden voor besnijdenis van zowel de moeder als de dochter bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelde dat de minister niet voldoende had onderbouwd waarom deze vrees niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank wees op de dalende trend van besnijdenis in Nigeria en de persoonlijke omstandigheden van de eisers, waaronder de invloed van de vader van de moeder, die een chief is in hun stam. De rechtbank concludeerde dat de minister de vrees voor besnijdenis niet adequaat had beoordeeld en dat de eisers recht hadden op een heroverweging van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft de minister opgedragen om opnieuw te beslissen op de aanvragen van de eisers, met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.40076 en NL23.40080

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer [v-nummer 1] , eiser in zaak NL23.40076,

[eiseres], V-nummer [v-nummer 2] , eiseres in zaak NL23.40080,
mede namens hun minderjarige dochter
[minderjarige 1], V-nummer [v-nummer 3]
(gemachtigde: mr. A.C. Pool),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. S. van der Steen).

Procesverloop

Bij besluiten van 29 november 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers opnieuw afgewezen en aan hen geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of uitstel van vertrek verleend.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Verweerder heeft een verweerschrift voor beide zaken ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 mei 2025 op zitting behandeld. Eisers en hun dochter zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eisers en hun dochter hebben de Nigeriaanse nationaliteit.
2. Eiseres is Nigeria in 2008 ontvlucht uit vrees voor besnijdenis. Aan eiseres is voorgespiegeld dat zij in Italië zou kunnen werken, maar daar kwam zij in de gedwongen prostitutie terecht. Na ongeveer zes jaar is eiseres hieraan ontsnapt en elders in Italië gaan wonen. Haar ‘werkgever’ [persoon A] vindt dat eiseres haar nog geld schuldig is en bedreigt eiseres.
3. Eiser is Nigeria in 2016 ontvlucht uit vrees voor een criminele groepering. Ook hij is naar Italië gegaan, waar hij eiseres heeft ontmoet. Zij kregen een relatie en zijn met elkaar getrouwd.
4. In 2021 zijn eisers naar Nederland gekomen. Hun eerste asielaanvraag is niet in behandeling genomen omdat Italië daarvoor verantwoordelijk is. Eisers zijn uiteindelijk niet overgedragen aan Italië en hebben op 9 september 2021 opnieuw asiel aangevraagd in Nederland. Deze aanvragen zijn op 22 juli 2022 afgewezen. Bij uitspraken van 12 juli 2023 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, de beroepen van eisers tegen de besluiten van 22 juli 2022 gegrond verklaard en die besluiten vernietigd. Daarna heeft verweerder de bestreden besluiten genomen.
5. Op [geboortedatum 1] 2021 hebben eisers in Nederland een dochter gekregen, [minderjarige 1] . Op [geboortedatum 2] 2023 is hun zoon [minderjarige 2] geboren. [minderjarige 2] is op [overlijdensdatum] 2023 overleden. Hij ligt begraven in [plaats] .
6. Eiser voert in beroep niet (meer) aan dat zijn vrees voor een criminele bende moet leiden tot verlening van een verblijfsvergunning asiel. Eisers zijn bang dat eiseres en hun dochter in Nigeria zullen worden besneden. Daarnaast is eiseres bang voor [persoon A] . Verder voeren eisers aan dat aan hen een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend moet worden om klemmende redenen van humanitaire aard of op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Eisers hebben hun vrees voor besnijdenis van eiseres en hun dochter niet aannemelijk gemaakt
7. In de bestreden besluiten heeft verweerder zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat uit de beschikbare algemene informatie over besnijdenis in Nigeria en uit de verklaringen van eisers (en vooral eiseres) over hun persoonlijke situatie niet volgt dat eiseres en haar dochter bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico lopen op besnijdenis.
8. Verweerder verwijst onder meer naar het algemeen ambtsbericht over Nigeria van januari 2023, waaruit niet blijkt dat iedere vrouw die terugkeert naar Nigeria zal worden onderworpen aan vrouwenbesnijdenis. Het is daarom aan eisers om hun vrees te concretiseren en te individualiseren en daarin zijn zij volgens verweerder niet geslaagd.
9. Verweerder benadrukt niet ten onrechte dat er sprake is van een dalende trend in het aantal gevallen van besnijdenis in Nigeria. Uit het ambtsbericht, blz. 69, volgt namelijk dat in 2018 19% van de Nigeriaanse meisjes in de leeftijdscategorie van 0 tot 14 jaar was besneden. Dit percentage is in 2021 gedaald naar 8. Hoewel besnijdenis dus nog steeds vaak voorkomt in Nigeria, is dat op zichzelf niet voldoende voor de conclusie dat eiseres en haar dochter bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op besnijdenis lopen. Er zijn verschillende factoren die het risico van besnijdenis in een individueel geval vergroten of verkleinen.
10. Eiseres benadrukt dat haar vader een invloedrijk persoon is (een chief met een groot netwerk) binnen een stam waar besnijdenis de norm is en dat hij er zeer op gebrand is dat eiseres alsnog wordt besneden. Toen eiseres na de geboorte van haar oudste kind (dat in Nigeria woont en van wie de vader is overleden op de Middellandse Zee) nog ongeveer een half jaar bij haar ouders is gaan wonen, sloot haar vader haar vaak op, kreeg zij soms geen eten en werd zij regelmatig door mannen vastgebonden, op een tafel gelegd en mishandeld.
11. Verweerder benadrukt niet ten onrechte dat, als de vader van eiseres veel invloed heeft en erop gebrand is dat zij wordt besneden, niet goed verklaarbaar is dat dit in de ongeveer twintig jaar dat eiseres in Nigeria heeft gewoond niet is gebeurd. Niet toen eiseres een jong meisje was, maar ook later niet, bijvoorbeeld in het halfjaar dat zij naar eigen zeggen weer bij haar ouders woonde en slecht werd behandeld. Eiseres heeft niet concreet toegelicht waaruit volgt dat zij bij terugkeer naar Nigeria desondanks een reëel risico loopt dat zij alsnog zal worden besneden, ondanks het feit dat zij is getrouwd met een man die tegen besnijdenis is.
12. Wat betreft de vrees voor besnijdenis van de dochter van eisers merkt verweerder op dat uit het ambtsbericht (blz. 72) volgt dat volgens verschillende bronnen de vader de belangrijkste persoon is die beslist of het meisje wordt besneden, gevolgd door de grootmoeders en daarna de moeder. Eisers willen pertinent niet dat hun dochter wordt besneden en eiseres is volgens haar verklaringen, ondanks alle sociale druk, niet besneden. In dit licht bezien hebben eisers de gestelde vrees voor besnijdenis van hun dochter niet aannemelijk gemaakt.
13. Eisers hebben kanttekeningen geplaatst bij de door verweerder geraadpleegde informatiebronnen en gesteld dat besnijdenis in Nigeria mogelijk vaker voorkomt dan verweerder veronderstelt. Zeker in hun stam worden veel vrouwen en meisjes besneden. Eiseres wijzen verder onder meer op de sterke sociale druk en hun kwetsbaarheid. Deze argumenten zijn onvoldoende om ondanks de hiervoor besproken omstandigheden aan te nemen dat eiseres en haar dochter bij terugkeer (samen met eiser) naar Nigeria een reëel risico lopen dat zij besneden zullen worden.
Eiseres heeft haar vrees voor [persoon A] niet aannemelijk gemaakt
14. Verweerder heeft in het bestreden besluit in de zaak van eiseres uitgelegd waarom haar vrees voor [persoon A] volgens hem niet aannemelijk is. Eiseres is [persoon A] in of rond 2015 ontvlucht en eiseres heeft daarna nog zes jaar op relatief korte afstand van [persoon A] in Italië gewoond, zonder dat [persoon A] eiseres heeft opgespoord. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat [persoon A] haar telefonisch heeft bedreigd, maar eiseres heeft niet kunnen verklaren hoe dat mogelijk is ondanks het verschillende keren wisselen van telefoonnummer. Het is in theorie mogelijk dat een kennis of vriend telefoonnummers doorgeeft, maar eiseres heeft iets dergelijks niet gesteld, laat staan dat zij heeft verklaard wie dat volgens haar gedaan zou kunnen hebben. Verder heeft eiseres verklaard dat [persoon A] onder meer nagels en haar van eiseres heeft afgenomen en dat eiseres vreest voor voodoo. Het is mogelijk dat eiseres lijdt onder deze vrees, maar zij heeft niet gesteld dat deze vrees in Nigeria reëler is dan in Nederland. Zij licht dus onvoldoende toe waarom deze vrees volgens haar reden moet zijn om haar in Nederland internationale bescherming te verlenen. Ook heeft eiseres niet concreet toegelicht waarom [persoon A] haar in Nigeria zal kunnen en willen terugvinden.
Tussenconclusie
De beroepsgronden tegen de weigering van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd slagen niet.
Verweerder heeft niet goed genoeg uitgelegd waarom hij eisers geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft verleend.
15. In reactie op het voornemen van verweerder om eisers geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, hebben eisers (in hun zienswijze) gewezen op het overlijden van [minderjarige 2] . Eisers bezoeken zijn graf regelmatig en het zou volgens hen onmenselijk zijn om aan hen deze mogelijkheid te ontnemen. Verder hebben eisers aangevoerd dat eiseres onder behandeling van een psycholoog staat in verband met alles wat zij heeft meegemaakt en dat deze problemen zijn verergerd door het overlijden van [minderjarige 2] .
16. In de bestreden besluiten heeft verweerder overwogen dat het overlijden van een familielid in Nederland weliswaar een individuele bijzondere omstandigheid is, maar dat deze omstandigheid op zichzelf onvoldoende zwaarwegend is voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
17. Eisers voeren terecht aan dat verweerder de bestreden besluiten op dit punt niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Niet alleen legt verweerder niet uit waarom het overlijden van [minderjarige 2] onvoldoende zwaarwegend is voor het verlenen van een verblijfsvergunning, verweerder gaat ook niet in op de wens van eisers om zijn graf te bezoeken en op het beroep op de psychische problemen van eiseres.
18. In beroep en ter zitting hebben eisers naar voren gebracht dat er in hun ogen nog meer bijzondere omstandigheden zijn. Zo heeft eiser ter zitting verteld dat eiseres rondom de geboorte van [minderjarige 2] lang in het ziekenhuis heeft gelegen en dat haar medische situatie zo ernstig was dat zij bijna was overleden. Eiser stelt in beroep dat ook hij ernstige psychische problemen heeft en hun gemachtigde stelt dat eisers kwetsbare mensen zijn vanwege alles wat zij hebben meegemaakt. Verder wijzen eisers erop dat [minderjarige 1] in Nederland is geboren en doen zij in dit verband een beroep op artikel 8 van het EVRM. Hun wens om in de buurt van het graf van [minderjarige 2] te blijven wonen, raakt volgens eisers aan het recht op respect voor hun privéleven in de zin van die bepaling.
19. In de summiere nadere toelichting in het verweerschrift ziet de rechtbank geen reden om te bepalen dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten wat betreft de weigering van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in stand blijven. Het ligt gelet op de specifieke omstandigheden die eisers naar voren hebben gebracht in de rede dat verweerder, tenzij hij aanleiding zou zien om eisers zonder nader onderzoek in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, eisers in de gelegenheid stelt om stukken over te leggen ter onderbouwing van hun medische situatie, zoals zij hebben aangeboden, dat verweerder deze stukken onderzoekt indien hij daartoe aanleiding ziet, eisers nader hoort en vervolgens alle door hen gestelde omstandigheden in samenhang beoordeelt en beziet of er aanleiding bestaat om eisers om klemmende redenen van humanitaire aard of op grond van artikel 8 van het EVRM ambtshalve in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.

Conclusie en gevolgen

20. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor zover daarbij aan eisers geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend. De weigering van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan eisers blijft dus in stand.
21. Op grond van artikel 8:41a van de Awb beslecht de bestuursrechter het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. De rechtbank heeft op de zitting aan partijen gevraagd wat zij willen dat er gebeurt als de beroepen gegrond zijn. De gemachtigde van eisers heeft verklaard dat eisers er in dat geval de voorkeur aan geven dat de rechtbank verweerder opdraagt nieuwe besluiten te nemen. De gemachtigde van verweerder heeft verklaard dat verweerder geen voorkeur heeft. De rechtbank zal de voorkeur van eisers respecteren en dus geen bestuurlijke lus toepassen, maar verweerder opdragen opnieuw te beslissen op de aanvragen van eisers voor zover die zien op het ambtshalve verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
22. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,00 (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting in twee samenhangende zaken, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten voor zover daarbij aan eisers geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend;
- draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op de aanvragen van eisers voor zover die zien op het ambtshalve verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.