ECLI:NL:RBDHA:2025:1390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
C/09/653561 / FA RK 23-6588
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en schuldverdeling

Op 15 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een echtscheidingszaak tussen een vrouw en een man, die op 18 juni 2007 in het huwelijk zijn getreden. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.D. Haytink, heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend, met nevenvoorzieningen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen en kinderalimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Şeker, heeft verweer gevoerd en ook zelfstandig verzocht om echtscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen is bij de vrouw vastgesteld, en de man is verplicht om € 267,- per maand aan kinderalimentatie te betalen. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgemeenschap behandeld, waarbij is vastgesteld dat de echtelijke woning aan de vrouw wordt toegedeeld, onder voorwaarden. De rechtbank heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld en geconcludeerd dat de man een maandelijkse bijdrage van € 304,- kan leveren voor de kinderen, terwijl de vrouw een draagkracht heeft van € 975,- per maand. De rechtbank heeft ook de verdeling van schulden en vorderingen tussen partijen vastgesteld, waarbij de man volledig draagplichtig is voor een schuld bij [geldlening] B.V. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 23-6588 (echtscheiding)
FA RK 24-8712 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/653561 (echtscheiding)
C/09/676760 (verdeling)
Datum beschikking: 15 januari 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 7 september 2023 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G.D. Haytink te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
volgens de Basisregistratie Personen (BRP) sinds 1 februari 2024 geregistreerd als niet ingezetenen (RNI), zonder bekende woon- of verblijfplaats,
advocaat: mr. S. Şeker te Den Haag

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 4 oktober 2024 van de zijde van de vrouw, met bijlage;
  • de brief van 4 oktober 2024 van de zijde van de vrouw, met bijlage;
  • de brief van 3 november 2024 van de zijde van de vrouw, met bijlage;
  • de brief van 6 november 2023 van de zijde van de vrouw, met bijlage;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- de brief van 6 december 2024 van de zijde van de vrouw, met bijlagen;
- de brief van 12 december 2024 van de zijde van de man, met bijlagen;
- de brief van 15 december 2024 van de zijde van de vrouw, met bijlagen;
- de brief van 17 december 2024 van de zijde van de man, met bijlagen.
De minderjarigen [kind 1] en [kind 2] hebben schriftelijk hun mening kenbaar gemaakt
.
Op 18 december 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw en de man bijgestaan door hun advocaten en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)
.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op 18 juni 2007 te ’s-Gravenhage.
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
- [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2012 te ’ [geboorteplaats] ,
- [kind 3] , geboren op [geboortedag 3] 2013 te ’ [geboorteplaats] ,
- [kind 4] , geboren op [geboortedag 4] 2018 te [geboorteplaats] .
- De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- Partijen zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
- Deze rechtbank heeft op 28 december 2023 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende dat:
  • de vrouw gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaats] , aan de [adres] ;
  • de kinderen aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
  • de man
  • de man aan de vrouw

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift van de vrouw, zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- vaststelling van kinderalimentatie van € 100,- per maand per kind, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift;
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform
het voorstel van de vrouw onder sub 20 tot en met 23;
- bepaling dat de man aan de vrouw dient te vergoeden een bedrag van € 503,- inzake de belastingaanslag kindgebonden budget 2021 en 2022,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert – onder referte ten aanzien van de hoofdverblijfplaats – op dit moment nog verweer tegen het overige, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de man na wijziging, zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, in die zin dat de kinderen iedere zaterdag van 11.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de man verblijven, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen waarbij de man de kinderen de eerste helft van de vakanties en feestdagen heeft in het ene jaar en de andere helft in het daaropvolgende jaar, wat jaarlijks afgewisseld zal worden;
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform
het voorstel van de man;
- bepaling dat de vrouw aan de man dient te vergoeden een bedrag van € 3.292,48, inzake de schuld aan [geldlening] en de Belastingdienst (waterschapsbelasting) en gemeente (grofvuil);
- bepaling dat de vrouw een bedrag van € 580,50 aan de man dient te vergoeden inzake Belastingdienst (aangifte 2023) dan wel de draagplichtverhouding tussen partijen vast te stellen;
- bepaling dat de vrouw aan de man met ingang van 1 januari 2024 tot de dag van levering van de woning aan de vrouw of aan derden een gebruiksvergoeding verschuldigd is van 4% van de helft van de overwaarde van de woning, waarbij de overwaarde wordt berekend aan de hand van de taxatie van de makelaar, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen gebruiksvergoeding met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist acht,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert nog verweer tegen het door de man verzochte, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Op de zitting heeft de man zijn verzoek tot een gebruikersvergoeding ingetrokken, zodat de rechtbank hierop niets meer te beslissen heeft.

Beoordeling

Echtscheiding
Ontvankelijkheid
Partijen hebben geen ouderschapsplan ingediend zoals wettelijk is vereist. Toch zal de rechtbank het verzoek tot echtscheiding beoordelen omdat het partijen niet gelukt is om op alle punten ten aanzien van de zorg voor de kinderen tot overeenstemming te komen.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en hebben beiden een verzoek tot echtscheiding gedaan. Deze verzoeken tot echtscheiding kunnen als op de wet gegrond worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats
Partijen zijn het erover eens dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw bepaald wordt. De rechtbank zal dienovereenkomstig in het belang van de kinderen beslissen.
Zorgregeling
Op de zitting is met partijen gesproken over het vastleggen van een zorgregeling tussen de man en [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] . [kind 1] heeft in zijn brief aan de rechter aangegeven geen zorgregeling te willen met de man. De rechtbank heeft dit met partijen besproken. Gelet op de leeftijd van [kind 1] acht de rechtbank het onwenselijk om voor hem een zorgregeling aan banden te leggen. De man heeft aangegeven dat de deur altijd openstaat voor hem. De Raad heeft hiertoe op de zitting de man nog geadviseerd een brief aan [kind 1] te sturen.
Partijen zijn het op de zitting eens geworden over de zorgregeling tussen de man en [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] . [kind 3] zal elk weekend van zaterdag 11.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de man zijn. Met de man is besproken dat indien [kind 3] het leuk vindt om op vrijdagmiddag uit school al naar de man te gaan, dat hij dit aan de man kan laten weten en dat de man hem dan zal ophalen. [kind 2] en [kind 4] zullen samen om het weekend van zaterdag 12.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de man verblijven. De vrouw heeft op de zitting aangegeven dat zij naar aanleiding van haar werkrooster aan de man zal doorgeven of zij in de even of in de oneven weekenden moet werken. In de weekenden dat zij moet werken, zullen [kind 2] en [kind 4] van zaterdag 12.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de man zijn.
Ten aanzien van de vakanties hebben partijen op de zitting afgestemd dat [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] deze kerstvakantie een week bij de man zullen verblijven. Partijen zullen nog in onderling overleg bepalen welke week dit is. Voor de overige vakanties en feestdagen heeft de vrouw op de zitting aangegeven dat zij zich ten behoeve van [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] kan vinden in het voorstel van de man, zodat de rechtbank de vakanties bij helfte zal verdelen conform het voorstel van de man. Voor [kind 1] zal de rechtbank geen vakantieregeling vastleggen. Het staat partijen altijd vrij over de vakanties andere afspraken te maken, rekening houdend met het werk van de vrouw.
Kinderalimentatie
Behoefte
Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van de kinderen in 2023 € 406,- per kind per maand bedroeg. Geïndexeerd naar 2024 bedraagt deze behoefte afgerond € 431,- per kind per maand.
De rechtbank zal hierna beoordelen in welke verhouding deze behoefte tussen partijen moet worden verdeeld.
Draagkracht man
Partijen zijn het erover eens dat voor de draagkrachtberekening van de man uitgegaan moet worden van het gemiddelde van zijn bedrijfsresultaat van 2023 en 2024, te weten € 27.366,-. Daarnaast wordt rekening gehouden met zijn WIA-uitkering van € 747,- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten, berekent de rechtbank zijn NBI in 2024 op € 2.720,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
De man heeft aangevoerd om voor zijn draagkracht rekening te houden met een maandelijkse aflossing van € 290,- op een schuld bij [geldlening] B.V. en met zijn aflossing van zijn achterstand in nog te betalen alimentatie aan de vrouw van € 200,- per maand. De vrouw heeft betwist dat hiermee rekening gehouden moet worden. De rechtbank overweegt dat de aflossing ten aanzien van de achterstand aan kinderalimentatie niet meegenomen wordt bij de draagkrachtberekening van de man. De man heeft op de zitting aangegeven dat hij in de war is geweest en dit nog steeds is. Dit heeft hij verder niet onderbouwd. De rechtbank acht deze achterstand in alimentatie daarom verwijtbaar. Het had op de weg van de man gelegen dit nader te onderbouwen waarom hij het afgelopen jaar niet aan zijn alimentatieplicht heeft voldaan en deze achterstand is ontstaan. Ten aanzien van de aflossing op de schuld bij [geldlening] B.V. overweegt de rechtbank het volgende. De schuld is kennelijk aangegaan op 10 december 2014 voor een bedrag van € 29.000,-. Hoewel duidelijk is geworden dat de vrouw niet heeft getekend voor de schuld kan de rechtbank niet vaststellen dat de schuld verwijtbaar of vermijdbaar is aangegaan zoals de vrouw heeft betoogd. Daarvoor ontbreekt een afdoende onderbouwing waarbij de rechtbank meeneemt dat de schuld meer dan tien jaar geleden is aangegaan en dat er inmiddels substantieel is afgelost uit het gezamenlijke budget van partijen. De man heeft aflossingsbewijzen overgelegd over de periode van 1 december 2023 tot en met 10 december 2024 van € 290,- per maand. Nu de huidige stand van de schuld op 8 december 2024 € 21.141,02 was, staat vast dat de man over de afgelopen tien jaar niet aan zijn aflossingsplicht van € 290,- per maand heeft voldaan. De man heeft over de afgelopen 10 jaar circa €8.000,- afbetaald; dat is gemiddeld ca € 70,- netto per maand, rente en kosten niet meegerekend. Met de maandelijkse aflossingsverplichting moet bij de draagkrachtberekening van de man wel rekening gehouden worden, maar niet voor € 290,- per maand. De rechtbank zal daarom naar redelijkheid rekening houden met een bedrag van € 200,- per maand.
Omdat het NBI van de man hoger is dan € 2.065,-, zal de rechtbank voor de berekening van zijn draagkracht de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 1.270,- + € 200,-)] gebruiken. De draagkracht van de man bedraagt dan € 304,- per maand.
Draagkracht vrouw
Voor de draagkrachtberekening van de vrouw zal de rechtbank rekening houden met de door haar overgelegde recente salarisstroken van oktober en november 2024. Hieruit volgt een brutoloon van afgerond € 2.385,- per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en een dertiende maand.
Het kindgebonden budget moet volgens vaste rechtspraak bij het inkomen van de desbetreffende ouder die het ontvangt, worden opgeteld. De rechtbank berekent het kindgebonden budget aan de hand van bovenstaande inkomensgegevens.
De rechtbank houdt verder rekening met:
  • de pensioenpremie van afgerond € 269,- per maand;
  • de premie IP van afgerond € 2,- per maand;
  • de premies zorgverzekeringswet van samen afgerond € 195,- per maand.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten, berekent de rechtbank haar NBI in 2024 op € 3.804,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
Omdat het NBI van de vrouw ook hoger is dan € 2.065,-, zal de rechtbank voor de berekening van haar draagkracht de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 1.270,-)] gebruiken. De draagkracht van de vrouw bedraagt dan € 975,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
De draagkracht van partijen bedraagt gezamenlijk € 1.279,- per maand (€ 304,- + € 975,-). Dit is onvoldoende om volledig in de behoefte van de kinderen te voorzien. De rechtbank komt daarom niet toe aan een draagkrachtvergelijking. Er is sprake van een tekort van € 445,- per maand.
Op de zitting is met partijen besproken om aan de hand van de hiervoor bepaalde zorgregeling voor alle vier de kinderen een gemiddelde zorgkorting van 15% te hanteren. De zorgkorting bedraagt daarmee € 260,- voor vier kinderen (15% x € 1.724,-).
Omdat sprake is van een tekort van € 445,- per maand, wordt het tekort aan beide ouders voor de helft toegerekend. De helft van het tekort komt in mindering op de zorgkorting van de man. Dit betekent dat hij nog recht heeft op een zorgkorting van afgerond € 38,- per maand (€ 260,- -/- € 223,-).
Het aandeel van de man in de kosten van de kinderen bedraagt dan afgerond € 267,- per maand (€ 304,- -/- € 38,-).
Ingangsdatum
De rechtbank zal de bijdrage van de man in de verzorging en opvoeding van de kinderen naar redelijkheid met ingang van de datum van deze beschikking vaststellen, gelet op het feit dat er in de voorlopige voorzieningenprocedure een voorlopige bijdrage is vastgesteld. Aangezien de datum van deze beschikking in 2025 is, maar gerekend is met de gegevens en tarieven van 2024, zal de eerstvolgende wettelijke indexering plaatsvinden op 1 januari 2026.
Verdeling huwelijksgemeenschap
Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – zoals deze artikelen golden tot 1 januari 2018 – moet worden aangenomen dat tussen de echtgenoten een algehele gemeenschap van goederen bestond. Het uitgangspunt is dan dat de (door indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) ontbonden huwelijksgemeenschap (op grond van artikel 1:100 BW (zoals dat gold tot 1 januari 2018)) bij helfte tussen de echtgenoten moet worden verdeeld.
Peildata
Voor de omvang en samenstelling van de ontbonden gemeenschap geldt als peildatum
7 september 2023, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen dan wel de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen – de datum van feitelijke verdeling.
Omvang
Door partijen zijn de volgende bestanddelen en schulden van de gemeenschap naar voren gebracht:
de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats] met de daaraan gekoppelde hypotheek bij ABN Amro Bank N.V. met polisnummer [nummer] en de daaraan gekoppelde beleggingsverzekering;
de inboedel in de echtelijke woning;
de bankrekening op naam van de man bij ING met rekeningnummer [rekeningnummer 1] en de bankrekening op naam van de vrouw bij ABN Amro Bank met rekeningnummer [rekeningnummer 2] ;
e personenauto Volkswagen Golf 6 variant stationwagen met kenteken [kenteken] ;
de eenmanszaak van de man;
schuld bij [geldlening] B.V. van € 23.632,87;
schuld bij energiemaatschappij.
Daarnaast dient de rechtbank een oordeel te geven over:
vergoedingsrecht vrouw ten aanzien van het teveel ontvangen kindgebonden budget in 2021 en 2022;
de vorderingen van de man op de vrouw van in totaal € 3.292,48;
de vordering van de man op de vrouw ad € 580,50 ten aanzien van zijn inkomstenbelasting over 2023.
Ad. a. de echtelijke woning
Partijen zijn het erover eens dat de echtelijke woning aan de vrouw moet worden toegedeeld. Partijen zijn het niet eens over de waarde van de woning en de te volgen procedure. De rechtbank zal gelet op het voorgaande de echtelijke woning, de aan de echtelijke woning gekoppelde beleggingsverzekering en de hypothecaire geldlening de wijze van verdeling vaststellen conform het in het dictum vermelde spoorboekje.
De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek van partijen de echtelijke woning, met de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening en beleggingsverzekering, aan de vrouw toedelen op de wijze en onder de voorwaarden die hierna in het dictum zijn vermeld. Indien de vrouw niet in staat blijkt om binnen de gestelde termijn aan de voorwaarden te voldoen, moet de woning worden verkocht aan een derde, eveneens op de wijze en onder de voorwaarden die hierna in het dictum zijn vermeld.
Ad. b. de inboedel
Partijen zijn het erover eens dat de inboedel in de echtelijke woning in onderling overleg verdeeld zal worden. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Ad. c. de bankrekeningen
Partijen zijn het erover eens dat ieder de bankrekening die op zijn/haar naam staat houdt, zonder verrekening van de saldi per peildatum.
Ad. d. de personenauto van het merk Volkswagen
Partijen zijn het erover eens dat de personenauto van het merk Volkswagen aan de man wordt toebedeeld. Volgens de ANWB-koerslijst is de waarde van de auto tussen de
€ 2.350,- en € 3.200,-. Op de zitting is met partijen besproken om het gemiddelde hiervan te nemen, te weten € 2.800,-. De man dient derhalve € 1.400,- aan de vrouw te voldoen.
Ad. e. de eenmanszaak van de man
Partijen zijn het erover eens dat, naar de rechtbank begrijpt, de activa van de eenmanszaak van de man aan de man worden toebedeeld. Tussen partijen is in geschil wat de waarde van de activa bedraagt. De vrouw kent waarde toe aan de bestelbus van de man en aan zijn gereedschap. Uit de jaarrekeningen van de man blijkt niet van andere activa dan de door de vrouw naar voren gebrachte bestelbus en het gereedschap. De man heeft gesteld dat hij het gereedschap dat hij gebruikt voor zijn werk ter beschikking heeft middels een bruikleenovereenkomst. De man heeft dit standpunt voldoende onderbouwd met de overgelegde bruikleenovereenkomst. De waarde van de bestelbus ligt tussen de € 0,- en de € 1.000,-, zodat de rechtbank naar redelijkheid uit zal gaan van € 500,-. De man dient derhalve de vrouw nog € 250,- te voldoen.
Ad. f. schuld bij [geldlening] B.V.
De rechtbank gaat op grond van de rapporten van het NFI ervan uit dat de handtekening van de vrouw is vervalst met het aangaan van de lening bij [geldlening] B.V. De lening is aangegaan in december 2014. De vrouw heeft met het overleggen van de rapporten geloofwaardig gemaakt dat zij niets van deze lening afwist. De vrouw heeft betwist dat het gelds ingebracht in de gemeenschap en gesteld dat de man onroerend goed heeft gekocht in het buitenland. De rechtbank gaat ervan uit dat de vrouw inderdaad niet van de lening af wist en dat het onduidelijk is gebleven of en op welke wijze het bedrag van de lening aan de gemeenschap ten goede is gekomen, zoals de man betoogt. De rechtbank ziet daarom reden om af te wijken van toedeling van de draagplicht van deze schuld bij helfte en oordeelt dat de man volledig draagplichtig is voor deze schuld. Hierbij heeft de rechtbank ook in overweging genomen dat rekening wordt gehouden met een maandelijkse aflossing van de lening bij de draagkrachtberekening van de man voor de kinderalimentatie.
Ad. g. schuld bij energiemaatschappij
De man heeft verzocht te bepalen dat beide partijen ieder voor de helft draagplichtig zullen zijn voor de schuld bij de energieleverancier van € 1.338,62 voor het overstappen naar een andere energieleverancier. De vrouw stelt dat zij dit heeft gedaan op advies van de wijkagent, omdat de man zou hebben gedreigd dat hij de vrouw en de kinderen zou afsluiten van het gas, water en licht. De vrouw stelt daarom dat de man naar redelijkheid en billijkheid geheel draagplichtig is voor deze schuld. De rechtbank overweegt dat uit de stukken blijkt dat deze schuld ziet op de periode na de ontbinding van de gemeenschap, namelijk van 21 september 2023 tot 7 februari 2024. De man heeft op de zitting aangegeven dat de schuld aan hem is gericht. De rechtbank overweegt daarom, gelet op het voorgaande, dat de boete geen gemeenschappelijke schuld betreft, omdat deze na de peildatum is ontstaan en aan de man gericht is. Daarom valt de schuld buiten de verdeling en zal het verzoek van de man worden afgewezen. Voor zover de man heeft willen betogen dat dit onderdeel zou zijn van de kosten van huishouding, overweegt de rechtbank ook dat de schuld naar redelijkheid en billijkheid volledig voor de draagplicht toekomt van de man. De man heeft niet betwist dat de wijkagent de vrouw heeft geadviseerd om over te stappen van energieleverancier naar aanleiding van het dreigement van de man om de vrouw en de kinderen af te sluiten van het gas, water en licht.
Ad. h. vergoedingsrecht vrouw ten aanzien van het teveel ontvangen kindgebonden budget in 2021 en 2022
Uit de belastingaanslagen van 2021 en 2022 is gebleken dat het gezin in die jaren te veel kindgebonden budget heeft ontvangen en dat dit terugbetaald moet worden. Dit betreft een totaal bedrag van € 1.006,-, waarvan de vrouw stelt dat zij dit aan het aflossen is en daarom recht heeft op de helft van dit bedrag van de man. De man betwist dit en stelt dat de vrouw niet heeft onderbouwd dat zij aflost op deze schuld. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de hoofdregel dat partijen beiden voor de helft draagplichtig zijn voor deze schuld. Voor zover de vrouw meer dan de helft van deze schuld heeft afgelost of zal aflossen, heeft zij een vordering op de man van de helft van de schuld, te weten € 503,-.
Ad. i. de vorderingen van de man op de vrouw van in totaal € 3.292,48
De man stelt dat hij een vordering op de vrouw heeft van € 3.292,48, bestaande uit de schuld aan [geldlening] en betalingen aan de Belastingdienst en de gemeente voor grofvuil en waterschapsbelasting. De vrouw heeft op de zitting een berekening toegelicht waaruit volgt dat zij in totaal voor gemeentelijke belastingen nog € 1.142,67 verschuldigd is aan de man. Dit heeft de man niet betwist. De vrouw heeft op de zitting aangegeven dat dit in mindering kan worden gebracht op de achterstand die de man heeft bij het LBIO aan kinderalimentatie die hij aan de vrouw dient te betalen. De man heeft geen verweer gevoerd tegen verrekening als voorgesteld door de vrouw. De rechtbank zal dit volgen.
Voor zover het totaalbedrag van € 3.292,48 deels ziet op de schuld van [geldlening] , is dit onvoldoende onderbouwd en gespecificeerd. Daarnaast verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor opgemerkt over het in aanmerking nemen van de schuld bij [geldlening] bij de kinderalimentatie en de verdeling van de draagplicht van de schuld.
Ad. j. inkomstenbelasting 2023
Als laatste heeft de man gesteld dat hij een schuld bij de Belastingdienst heeft ten aanzien van zijn inkomstenbelasting van 2023 en heeft hij de rechtbank verzocht te bepalen dat de vrouw voor de helft draagplichtig is voor deze schuld. Uit zijn aangifte Inkomstenbelasting 2023 volgt dat hij nog in totaal € 1.161,- moet terugbetalen. De man heeft enkel een aangifte inkomstenbelasting overgelegd en geen aanslag. Het wettelijke uitgangspunt is dat partijen beide in gelijke mate draagplichtig zijn voor schulden die zien op de periode voor de peildatum. Dat er sprake is van een belastingschuld die ziet op de periode voor de peildatum als gemeenschapsschuld is in deze procedure niet gebleken. De rechtbank zal dit verzoek van de man daarom afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op 18 juni 2007 te ’s-Gravenhage;
*
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
  • [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2012 te ’ [geboorteplaats] ,
  • [kind 3] , geboren op [geboortedag 3] 2013 te ’ [geboorteplaats] ,
  • [kind 4] , geboren op [geboortedag 4] 2018 te ’ [geboorteplaats] .
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
*
bepaalt dat de volgende zorgregeling tussen de man en de kinderen zal gelden:
  • [kind 3] zal elk weekend van zaterdag 11.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de man zijn, en indien [kind 3] dit wil kan dit ook vanaf vrijdagmiddag uit school;
  • [kind 2] en Oumaya zullen om het weekend van zaterdag 12.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de man zijn, waarbij de vrouw aan de man zal laten weten of dit de even weken of de oneven weken zullen worden;
  • de drie kinderen zullen gedurende de helft van de vakanties en feestdagen bij de man zijn, waarbij de man de kinderen de eerste helft van de vakanties en feestdagen bij zich heeft in het ene jaar en de andere helft in het daaropvolgende jaar, wat jaarlijks zal worden afgewisseld;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van heden een kinderalimentatie ten behoeve van de vier kinderen gezamenlijk van totaal € 267,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
1. met betrekking tot de woning, gelegen aan de [adres] ( [postcode] ) te
’s-Gravenhage met de daaraan gekoppelde hypotheek bij ABN Amro Bank N.V. met polisnummer [nummer] en de daaraan gekoppelde beleggingsverzekering:
1. de woning wordt toegedeeld aan de vrouw op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) voor zover partijen het niet eens worden over de keuze voor een onafhankelijk makelaar-taxateur dient de man aan de vrouw binnen één maand na de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand drie onafhankelijke NVM-makelaar-taxateurs voor te stellen die bereid en in staat zijn de woning te taxeren, waaruit de vrouw er vervolgens binnen één week één kiest. Partijen verstrekken vervolgens binnen één week een gezamenlijke opdracht aan deze makelaar-taxateur tot taxatie van de woning. Deze makelaar-taxateur zal tussen partijen bindend de waarde vaststellen waartegen de vrouw de woning zal overnemen;
b) de vrouw dient binnen twee maanden na de taxatie aan de man aan te tonen dat zij de woning tegen de getaxeerde waarde kan overnemen met ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen;
c) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de getaxeerde waarde, te vermeerderen met de waarde van de aan de woning gekoppelde beleggingsverzekering ten tijde van de overdracht, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de makelaar-taxateur;
d) de kosten van de notariële overdracht worden door de vrouw, als kosten koper, voldaan;
e) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
2) indien de vrouw de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) partijen dienen binnen één week nadat de onder 1) genoemde termijn is verstreken of nadat de vrouw kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen aan de onder 1) genoemde makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde. Deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
b) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning, te vermeerderen met de waarde van de aan de woning gekoppelde beleggingsverzekering ten tijde van de overdracht, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur;
c) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
2. met betrekking tot de inboedel:
bepaalt dat partijen deze in onderling overleg zullen verdelen;
3. met betrekking tot de bankrekeningen:
bepaalt dat partijen ieder zijn of haar eigen bankrekening houdt, zonder verrekening van de saldi per peildatum;
4. met betrekking tot de personenauto van het merk Volkswagen met kenteken [kenteken] :
bepaalt dat de auto aan de man wordt toebedeeld onder een waarde van € 2.800,-, zodat de man nog € 1.400,- dient te voldoen;
5. met betrekking tot de eenmanszaak van de man:
bepaalt dat de activa van de eenmanszaak aan de man worden toebedeeld, te weten de bestelbus, onder een waarde van € 500,-, zodat de man € 250,- dient te voldoen
6. met betrekking tot de schuld bij [geldlening] B.V.:
bepaalt, in afwijking van de wettelijke uitgangspunten, de man de schuld aan [geldlening] als eigen schuld voor zijn rekening dient te nemen;
7. met betrekking tot het vergoedingsrecht vrouw ten aanzien van het teveel ontvangen kindgebonden budget in 2021 en 2022:
bepaalt dat de vrouw een regresvordering heeft op de man voor zover zij meer dan de helft van de totale schuld heeft betaald of zal betalen;
8. met betrekking tot de vorderingen van de man op de vrouw van in totaal € 3.292,48:
bepaalt dat de man een vordering op de vrouw heeft van € 1.142,67, welk bedrag in mindering zal worden gebracht op de achterstand van de man aan te betalen kinderalimentatie aan de vrouw;
verklaart deze beslissing – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. L.E. Meisters als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
15 januari 2025.