ECLI:NL:RBDHA:2025:13917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL:TZ:2500547:R-RK en NL:TZ:2500550:R-RK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldsaneringstraject met betrekking tot de heer [naam 1] en zijn schuldeisers

In deze zaak heeft de heer [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeisers, omdat niet alle schuldeisers akkoord gingen met zijn voorstel voor een schuldregeling. De heer [naam 1] heeft een schuldenlast van € 25.042,27 aan 17 schuldeisers en heeft met hulp van de gemeente Den Haag een saneringsakkoord aangeboden. Dit houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering van 6,36% wordt aangeboden en aan de gewone schuldeisers 3,18%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd en dat het voorstel goed gedocumenteerd is. De rechtbank heeft ook een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de weigering van [bedrijf 3] om in te stemmen met het aanbod onredelijk is, gezien het feit dat de meerderheid van de schuldeisers al akkoord is gegaan. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de heer [naam 1] toegewezen en [bedrijf 3] bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) is afgewezen, omdat het dwangakkoord is toegewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: NL:TZ:2500547:R-RK en NL:TZ:2500550:R-RK
vonnis van 24 juli 2025
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
hierna: de heer [naam 1] ,
tegen
[bedrijf 1] B.V., vertegenwoordigd door [bedrijf 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
hierna: [bedrijf 1] ,
en
[bedrijf 3],
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
hierna: [bedrijf 3] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 25.042,27 aan 17 schuldeisers. Het is de heer [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft hij op 28 mei 2024 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 6,36% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 3,18%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
[bedrijf 1] is aanvankelijk niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam 1] heeft een schuld aan [bedrijf 1] van € 4.129,61. Dat is 16,49% van de totale schuldenlast.
1.3.
[bedrijf 3] is niet akkoord gegaan met het voorstel. De heer [naam 1] heeft een schuld aan [bedrijf 3] van € 149,59. Dat is 0,6% van de totale schuldenlast.
1.4.
De overige 15 schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.5.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam 1] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank [bedrijf 1] en [bedrijf 3] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
Bij brief van 26 juni 2025 heeft [bedrijf 1] laten weten alsnog akkoord te gaan met het voorstel dat door verzoeker is gedaan.
2.2.
De verzoeken van de heer [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 17 juli 2025. Op deze zitting zijn verschenen:
- de heer [naam 1] ,
- [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , (schuld)hulpverleners van de gemeente
Den Haag,
2.3.
[bedrijf 3] is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Met het akkoord van [bedrijf 1] richt het verzoek zich niet langer richt tegen deze schuldeiser.
3.2.
De heer [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat [bedrijf 3] het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan. Door het voorstel te weigeren schaadt [bedrijf 3] het belang van de overige schuldeisers die wel meewerken. Bij een algeheel akkoord wordt direct tot uitbetaling overgegaan. De opbrengst is in het wettelijk traject (WSNP) lager dan in het minnelijk traject.
3.3.
[bedrijf 3] heeft zijn standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat [bedrijf 3] weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente
Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoekster zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat de heer [naam 1] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. De heer [naam 1] was tot voor kort dakloos. Hij ontvangt sinds geruime tijd een PW-uitkering. Door de gemeente Den Haag is hij vrijgesteld van zijn sollicitatieplicht. Uit de overgelegde verklaring van 30 juli 2024 van de psycholoog van La Haye Instituut voor Psychologische Diensten (LIP) en het overgelegde medisch rapport van 10 april 2025 van Calder Werkt volgt dat sprake is van ernstige psychische problematiek en lichamelijke klachten en de heer [naam 1] niet over benutbare arbeidsmogelijkheden beschikt. De rechtbank stelt gelet hierop vast dat de heer [naam 1] duurzaam arbeidsongeschikt is. De heer [naam 1] kampt sinds 2011 met schulden. De laatste schuld is in 2021 ontstaan. De (financiële) situatie is stabiel.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen 99,4% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan dat van [bedrijf 3] . Bovendien heeft [bedrijf 3] geen verweer gevoerd en is deze schuld reeds in 2015 ontstaan.
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over. Het aangeboden akkoord wordt op korte termijn aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.9.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft de heer [naam 1] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [bedrijf 3] in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.