ECLI:NL:RBDHA:2025:13964
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag wegens onvoldoende sociale en economische binding met het land van herkomst
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar visumaanvraag voor kort verblijf behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V. Senczuk, heeft een aanvraag ingediend voor een visum om haar oom in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Buitenlandse Zaken, die stelde dat de tijdige terugkeer van eiseres naar haar land van herkomst, Nepal, niet gewaarborgd was. De rechtbank heeft de zaak op 13 mei 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres heeft onvoldoende sociale en economische binding met Nepal aangetoond, en de rechtbank concludeert dat de minister een ruime beoordelingsmarge heeft bij het bepalen of de weigeringsgronden van toepassing zijn. De rechtbank wijst erop dat het aan de visumaanvrager is om informatie te verstrekken die eventuele twijfels over de terugkeer kan wegnemen. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij in de laatste fase van haar opleiding in Nepal zit en dat eerdere bezoekers tijdig zijn teruggekeerd, maar de rechtbank oordeelt dat deze argumenten niet voldoende zijn om de afwijzing te weerleggen.
Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden, maar de rechtbank oordeelt dat de minister geen aanleiding had om eiseres of haar referent nader te horen. De rechtbank concludeert dat er geen ruimte is voor een belangenafweging, aangezien de Visumcode dwingend voorschrijft dat een visum moet worden geweigerd als weigeringsgronden van toepassing zijn. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.