Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een ondernemer uit Qatar, en de Staat der Nederlanden. Eiser vorderde dat de Staat zou worden verboden om processtukken uit het strafdossier van eiser aan [naam], een persoon die eiser beschuldigt van verduistering, te verstrekken. Eiser stelde dat hij onrechtmatig werd benadeeld door de verstrekking van deze stukken, omdat hij [naam] als getuige wilde horen in de strafzaak en vreesde voor misbruik van de informatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat [naam] als slachtoffer van de strafbare feiten waarvan eiser wordt verdacht, recht heeft op inzage in en verstrekking van de processtukken die voor hem van belang zijn. De rechter concludeerde dat de officier van justitie in redelijkheid kon besluiten om de stukken te verstrekken, en dat de belangen van eiser niet opwogen tegen het recht van [naam] op toegang tot deze informatie. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.