ECLI:NL:RBDHA:2025:13986

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
23/4923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning voor dakopbouw woning in beschermd stadsgezicht

Deze uitspraak betreft een door het college verleende omgevingsvergunning voor de vergroting van een woning door het maken van een dakopbouw. Eisers, bewoners van een nabijgelegen woning, zijn het niet eens met de vergunning en stellen dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en met redelijke eisen van welstand. De rechtbank heeft de zaak op 29 april 2025 behandeld en komt tot het oordeel dat het college de omgevingsvergunning op juiste gronden heeft verleend. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard.

De vergunninghouders hebben op 21 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor de omgevingsvergunning. Het college heeft de vergunning verleend op 21 december 2022, en na bezwaar van eisers is het besluit op 12 juni 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) valt, aangezien deze is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024.

Eisers hebben aangevoerd dat de extra bouwlaag hun uitzicht belemmert en de waarde van hun woning doet dalen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bouwplan voldoet aan de planregels van het bestemmingsplan en dat de welstandscommissie het ontwerp positief heeft beoordeeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het welstandsadvies. De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning terecht heeft verleend en dat het beroep van eisers ongegrond is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4923

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. Y.M. van der Meulen-Krouwel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

(gemachtigde: mr. R.D. Fehrmann).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel: dhr. [derde-partij 1] en mevr. [derde-partij 2] , vergunninghouders
(gemachtigde: mr. J.S. Maas)

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een door het college verleende omgevingsvergunning voor het vergroten van de woning aan de [adres 1] te [plaats] door het maken van een dakopbouw. Eisers zijn het niet eens met deze vergunning. Zij voeren daartoe aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en met redelijke eisen van welstand. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de verlening van de omgevingsvergunning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de omgevingsvergunning op juiste gronden heeft verleend. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Vergunninghouders hebben een aanvraag ingediend voor een vergunning voor het vergoten van de woning [adres 1] te [plaats] door het maken van een dakopbouw. Met het besluit van 21 december 2022 heeft het college de gevraagde vergunning verleend. Met het bestreden besluit van 12 juni 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij het verlenen van de vergunning gebleven.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouders hebben ook schriftelijk gereageerd.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, de gemachtigde van het college en de vergunninghouders, bijgestaan door hun gemachtigde.
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Vergunninghouders hebben op 21 oktober 2022 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend. Op het perceel is het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” van toepassing. Op grond van dit bestemmingsplan heeft het perceel – voor zover hier van belang – de bestemming
“Wonen - 1”. Daarnaast ligt het perceel op grond van artikel 34.1, onder a, in gemeentelijk beschermd stadsgezicht. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten “bouwen” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), met toepassing van artikel 2.10.
3.1.
Eisers wonen tegenover de woning [adres 1] en zijn het niet eens met de verlening van de omgevingsvergunning. Zij hebben in bezwaar aangevoerd dat de extra bouwlaag hun uitzicht zal belemmeren en dat hierdoor de waarde van hun woning zal dalen.
3.2.
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Het college stelt zich op het standpunt dat het bouwplan voldoet aan de planregels van het bestemmingsplan voor wat betreft het realiseren van een dakopbouw en de functie wonen. De dakopbouw voldoet namelijk aan de maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 8 en 11 meter. Naar aanleiding van het welstandsadvies van
30 november 2022 is het ontwerp bouwplan aangepast en opnieuw ter beoordeling voorgelegd aan de Welstands- en monumentencommissie (welstandscommissie). De welstandscommissie heeft het bouwplan getoetst aan de welstandsnota en beoordeeld in het kader van het beschermd stadsgezicht. In het aangepaste ontwerp is de dakhelling aangepast van 75 naar 70 graden, waarna de welstandscommissie akkoord is gegaan met het bouwplan. Ten aanzien van de gevreesde waardedaling als gevolg van het bouwplan heeft het college aangegeven dat nu het bouwplan past in het bestemmingsplan er gelet op de limitatieve weigeringsgronden van artikel 2.10 van de Wabo geen ruimte is om dit aspect mee te wegen.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 21 oktober 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.
De goede procesorde
5. Eisers hebben kort voor zitting – op 18 april 2025 – nadere stukken ingediend, waaronder een e-mailbericht van [naam] van 16 april 2025. In dat bericht stelt [naam] zich onder meer op het standpunt dat sprake is van een onbegrijpelijke willekeur bij de toetsing van dakopbouwen door de welstandscommissie. Dat is volgens [naam] onder meer te wijten aan de huidige welstandsnota en de bemensing van de welstandscommissie.
5.1.
Het college en vergunninghouder hebben op zitting het standpunt ingenomen dat de e-mail van [naam] wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing moet worden gelaten. Volgens hen valt niet in te zien dat het stuk niet eerder in procedure kon worden gebracht en is het te laat ingediend. Het college heeft er in dit verband op gewezen dat er geen tijd meer was om de welstandscommissie op het stuk te laten reageren.
5.2.
Gelet op de beperkte omvang van de e-mail van ongeveer één bladzijde en de inhoud daarvan, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel het stuk wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten. Het college en vergunninghouders hebben op zitting een reactie op de inhoud van het stuk kunnen geven en gesteld dat het stuk niet kan worden aangemerkt als een deskundig tegenadvies. De rechtbank onderschrijft het standpunt dat geen sprake is van een deskundig tegenadvies. De e-mail van [naam] bevat geen welstandsbeoordeling van het bouwplan op basis van het geldende welstandsbeleid, maar met name kritiek op het welstandsbeleid en op de werkwijze van de welstandscommissie in zijn algemeenheid. Dat er volgens het college geen tijd meer was om de welstandscommissie om een reactie te vragen geeft gelet op het karakter van het stuk van [naam] geen aanleiding voor een ander oordeel.
5.3.
Eisers hebben op zitting een impressie van het bouwplan getoond, die volgens hen ook op de hoorzitting naar voren is gebracht. Voor zover vergunninghouders betogen dat de op zitting door eisers getoonde impressie wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing moet worden gelaten, slaagt dit betoog niet. Op zitting hebben zowel het college als vergunninghouder op de impressie kunnen reageren. Zij hebben in dat kader naar voren gebracht dat de herkomst van de impressie onbekend is en dat deze geen onderdeel is van het vergunningsdossier. De rechtbank stelt vast dat de desbetreffende impressie niet is gedateerd en dat daaruit ook niet blijkt wie deze heeft gemaakt. De impressie is verder geen onderdeel van het vergunningsdossier. Gelet hierop zal de rechtbank deze impressie niet in de beoordeling van het bestreden besluit betrekken.
Is de bezwaarprocedure onzorgvuldig geweest?
6. Volgens eisers is de bezwaarprocedure onzorgvuldig verlopen. Het procesdossier is niet compleet omdat de daarin opgenomen bouwtekeningen zijn gedateerd op
18 november 2022, terwijl de vergunning is afgegeven op basis van gewijzigde tekeningen. In het dossier zitten geen visualisaties van het bouwplan, anders dan bouwtekeningen. Verder zijn op de hoorzitting ingeleverde kleurenprints geen kenbaar onderdeel van het dossier geworden. Daarnaast is het onzorgvuldig dat de bezwaren van de bewoners van [adres 2] en [adres 3] niet zijn behandeld. Op 31 januari 2023 hebben eisers melding gemaakt van het bezwaar van deze bewoners.
6.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het bezwaardossier compleet is en dat de adviescommissie en andere betrokkenen zijn uitgegaan van de juiste set tekeningen. Dat blijkt ook uit de tekening met de gewijzigde dakhelling, op grond waarvan de welstandscommissie positief heeft geadviseerd. Het dossier bevat verder een juiste bouwtekening van de bestaande en nieuwe situatie. Eventuele bezwaren van bewoners van de [adres 2] en [adres 3] zijn niet via de daarvoor openstaande weg ingediend en terecht niet meegenomen.
6.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan de volledigheid van het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende dossier. Het college heeft toegelicht dat de bouwtekening op het punt van de dakhelling is aangepast, hetgeen eisers ook niet betwisten. Dat de datum van de bouwtekening per abuis niet is aangepast is onvoldoende grond voor het oordeel dat het procesdossier onvolledig is geweest, of dat de bezwaarprocedure onzorgvuldig is verlopen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle voor toetsing van het bouwplan relevante tekeningen in de afweging betrokken.
6.3.
Over het betoog van eisers dat onzorgvuldig is gehandeld omdat de bezwaren van de bewoners van [adres 2] en [adres 3] niet in behandeling zijn genomen, overweegt de rechtbank als volgt.
6.4.
Artikel 8:69a van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet mag vernietigen op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Blijkens de parlementaire geschiedenis [1] heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de eisende partij door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de eisende partij.
6.5.
Voor zover een bezwaar van anderen dan eisers niet in behandeling is genomen, is sprake van schending van een procedurele norm die niet is gesteld ter bescherming van de belangen van eisers. Deze beroepsgrond kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit en behoeft daarom geen inhoudelijke bespreking.
Voldoet het bouwplan aan de welstandseisen?
7. Eisers betogen dat het advies van de welstandscommissie zich niet verhoudt tot andere adviezen in soortgelijke situaties, willekeurig is en geen correcte toetsing omvat. Het college had daarom het advies niet zomaar mogen overnemen. Eisers wijzen in dit verband op de onder 5 bedoelde e-mail van [naam] .
7.1.
Volgens vaste rechtspraak mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, op dat advies afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, al dan niet onder verwijzing naar een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie.
7.2.
Eisers hebben geen deskundig tegenadvies overgelegd en wat zij in beroep aanvoeren biedt geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het welstandsadvies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college het bestreden besluit op de adviezen van de welstandscommissie heeft mogen baseren.
Is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan?
8. Eisers betogen dat het college niet heeft onderkend dat op het perceel geen dakopbouw, maar hooguit een kapverdieping mag worden gebouwd. Dit blijkt volgens hen uit het bezonningsonderzoek van de firma Peutz, dat onderdeel is van het bestemmingsplan. Een dakterras is volgens eisers niet aangevraagd en niet vergund. Verder betogen zij dat de dakopbouw en het bijbehorende dakterras in strijd met de eisen van het beschermd stadsgezicht worden gebouwd. De bestaande gevelindeling en de kapvorm wordt met dit bouwplan aangetast, aldus eisers.
8.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Het bouwplan voldoet aan de in de planregels vastgelegde bouw- en goothoogte. Een kapverdieping wordt in het bestemmingsplan niet voorgeschreven en een dergelijke voorwaarde kan niet aan het bezonningsonderzoek worden ontleend. Het bouwplan is niet in strijd met het beschermd stadsgezicht. Het college wijst erop dat uit de toelichting op de planregels overigens blijkt dat een extra bouwlaag in de vorm van een dakopbouw mogelijk is gemaakt voor de 2-laagse bebouwing met een plat dak aan de Marconistraat/Galileïstraat.
8.2.
De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat op het perceel geen dakopbouw mag worden gebouwd. Op grond van artikel 23.2.1 van de planregels en de verbeelding mag de maximale bouwhoogte 11 meter en de goothoogte 8 meter mag bedragen. Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan voldoet aan deze bepaling. In de voor het perceel van belang zijnde bouwregels wordt niet voorgeschreven dat toevoeging van een verdieping alleen mogelijk is in de vorm van een kapverdieping. Het bezonningsonderzoek maakt geen onderdeel van de planregels waaraan een bouwplan moet worden getoetst, zodat daaraan niet de betekenis toekomst die eisers daaraan hechten.
8.2.1.
In wat eisers naar voren hebben gebracht ziet de rechtbank geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het bouwplan in strijd is met de eisen die in de planregels worden gesteld aan bouwen in het beschermd stadsgezicht. De welstandscommissie heeft het bouwplan mede beoordeeld in het kader van het beschermd stadsgezicht en heeft na aanpassing van het bouwplan positief geadviseerd. Voor zover eisers betogen dat het bouwplan in strijd is met artikel 34.1, onder b, omdat de kapvorm niet in stand wordt gelaten, volgt de rechtbank de uitleg van het college dat die voorwaarde betrekking heeft op het in stand houden van een bestaande kap. Omdat bij het pand [adres 1] geen sprake is van een bestaande kap, is het bouwplan niet in strijd met deze planregel.
8.3.
De rechtbank volgt eisers tot slot niet in hun standpunt dat het dakterras niet is aangevraagd en vergund. Op de tot de aanvraag behorende bouwtekening van
18 november 2022, met tekeningnummer “NP101” is een dakterras weergegeven. Gelet daarop is het dakterras onderdeel van de aanvraag en ook vergund.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen en dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
9.1.
Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding. Eisers krijgen ook het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. I. Ince, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. (…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachten artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. (…)
b. (…)
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strij dis met de redelijke eisen van welstand, beoordeeld aan de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;
(…)
Bestemmingsplan “Regentesse-Valkenboskwartier (integrale herziening)”
Artikel 23.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven.
in uitzondering op het voorgaande onder ‘b’ mag ter plaatse van de ‘specifieke aanduiding – dakopbouw’ (sba-dob) een dakopbouw van maximaal 3,5 m hoogte gebouwd worden.
(…)
34.1
Overige zone - Gemeentelijk beschermd Stadsgezicht
Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - Gemeentelijk beschermd Stadsgezicht zijn de aangewezen gronden behalve voor de daar voorkomende bestemmingen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 29, mede bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de Gemeentelijk beschermde stadsgezichten Regentessekwartier en Valkenboskwartier, zoals beschreven in de aanwijzingsbesluiten van 14 februari 2002 met de bijbehorende toelichtingen, als opgenomen in de bijlagen 2 en 3 bij de regels van dit plan.
Voor het bouwen binnen de aanduiding Overige zone - Gemeentelijk beschermd Stadsgezicht' als bedoeld in artikel 34.1 gelden de volgende regels:
1. het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel Overige zone - Gemeentelijk beschermd Stadsgezicht;
2. daar waar op de verbeelding een goothoogte is aangegeven, dient de kapvorm in stand te worden gehouden;
3. indien het bouwen betrekking heeft op de uiterlijke verschijningsvorm van een bouwwerk dient voorafgaande aan het bouwen over de cultuurhistorische waarden als bedoeld in voornoemd aanwijzingsbesluit en de toelichting daarop, advies te worden ingewonnen bij de commissie als bedoeld in artikel 1, lid 9 van de Monumentenverordening Den Haag of een deskundig lid van die commissie;
4. in aanvulling op het in voorafgaande sub-leden gestelde, dient bij karakteristieke panden of ensembles zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels van dit plan, de naar openbaar toegankelijk gebied gerichte gevelindeling en de in sub 2 bedoelde kapvorm gehandhaafd te blijven;
5. In uitzondering op het gestelde in sub 2 en 4 mag de aldaar omschreven gevelindeling en/of kapvorm worden aangepast, indien en voor zover ter plaatse van het pand of de panden op de verbeelding een specifieke bouwaanduiding-dakopbouw is aangegeven dan wel een hogere goot- en/of bouwhoogte ten opzichte van de bestaande bebouwing is opgenomen en die aanpassingen uitsluitend op het optoppen van de bebouwing betrekking hebben;
(…)