ECLI:NL:RBDHA:2025:13993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
23/7354 en 24/6974
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.M. de Groes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunningen voor woningsplitsing en dakterras bij buren

Deze uitspraak betreft omgevingsvergunningen voor het splitsen van een woning en het realiseren van een dakterras bij de buren van eiser. Eiser is het niet eens met de procedure die is gevolgd voor de sloop die benodigd was voor de splitsing van de woning. Hij betwist ook de wijze waarop het dakterras is gerealiseerd, omdat hij vindt dat hij daarvoor toestemming had moeten geven en zich afvraagt of het dakterras voldoet aan het Bouwbesluit 2012. De rechtbank oordeelt dat het college de omgevingsvergunningen mocht verlenen en verklaart de beroepen ongegrond. De rechtbank legt uit dat de sloop een interne verbouwing betrof en dus niet relevant was voor de splitsing. Eiser heeft geen goede argumenten aangevoerd tegen de splitsing van de woning. De rechtbank concludeert dat de vergunningen in stand blijven en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 20 juni 2025 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/7354 en SGR 24/6974

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2025 in de zaken tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

(gemachtigde: M.C. Remeijer-Schmitz).
Als derde-partijen nemen aan de zaken deel: [derde-partij 1] e.a. uit [woonplaats] , [derde-partij 2] uit [woonplaats] en [derde-partij 3] uit [woonplaats] (buren).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over omgevingsvergunningen voor het splitsen van een woning en het realiseren van een dakterras bij de buren van eiser. Eiser is het niet eens met de procedure die is gevolgd voor de sloop die benodigd was voor de splitsing van de woning. Ook is eiser het niet eens met de wijze waarop het dakterras is gerealiseerd, omdat hij vindt dat hij daarvoor toestemming had moeten geven en omdat eiser zich afvraagt of het dakterras wel aan het Bouwbesluit 2012 voldoet. Aan de hand van de beroepsgronden van eiser beoordeelt de rechtbank het verlenen van de omgevingsvergunningen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de omgevingsvergunningen mocht verlenen
.Eiser krijgt dus geen gelijk en de beroepen zijn dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met de bestreden besluiten van 10 juli 2024 en 25 september 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de besluiten voor het toestaan van de woningsplitsing en het realiseren van een dakterras gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Het college heeft daarop gereageerd met twee verweerschriften.
2.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college en de buren en de gemachtigde van een van de buren.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
3. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de vergunningen voor die
datum waren aangevraagd, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet
Omgevingswet.
Mocht het college de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning verlenen?
4. Eiser vindt dat de woning van zijn buren niet gesplitst had mogen worden, omdat niet de juiste procedure voor het melden van de sloop is gevolgd. Hij vindt dat een sloopaanvraag had moeten worden gedaan zodat hij bezwaar had kunnen maken. Voor de sloop had een asbestinventarisatie moeten plaatsvinden. Ook klopt het verslag van de hoorzitting niet omdat daar niet in staat dat de adviescommissie bezwaarschriften heeft beloofd uit te zoeken waarom de containers pal voor de deur van eiser zijn geplaatst. Het advies van de adviescommissie bevat bovendien een verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die niet tijdens de hoorzitting is besproken en bovendien een fout cijfer in het ECLI-nummer bevat. Deze uitspraak is opgenomen naar aanleiding van een stuk dat na de hoorzitting nog is ingediend. Eiser wijst erop dat stukken uiterlijk tien dagen voor de hoorzitting moesten worden ingeleverd. Hij wil daarom dat het advies wordt herschreven.
4.1.
Het college vindt dat het beroep van eiser voor zover het over de sloop gaat niet-ontvankelijk is, omdat de sloop een interne verbouwing betrof. Die had dus niets te maken met de splitsing van de woningen. Als eiser wel ontvankelijk zou zijn, heeft eiser geen belang bij deze beroepsgrond omdat de sloop is afgerond. Bovendien is voor de sloop achteraf een melding en asbestinventarisatie gedaan. De tiendagentermijn is geen grond voor ongeldigheid van het advies van de adviescommissie. De genoemde zaak is bovendien tijdens de hoorzitting genoemd.
4.2.
Hoewel eiser wel ontvankelijk is in zijn beroep omdat hij het niet eens is met de splitsing van de woningen en hij als buurman ook belang heeft bij dit beroep, is de rechtbank het met het college eens dat hij daarvoor geen goede argumenten heeft aangevoerd. De sloop van de woning is namelijk geen onderdeel van de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woningen. De argumenten over de sloop, wat daar ook van zij, zijn daarom niet relevant voor de vraag of de woning gesplitst mocht worden. Eiser heeft geen andere argumenten tegen de splitsing van de woning aangevoerd.
4.2.1.
Voor de volledigheid van het verslag van de adviescommissie geldt dat het ontbreken van toezegging van de gemeente over de containers niet relevant is geweest voor de beoordeling en de uitkomst van het bezwaar van eiser, omdat ook dat ziet op de sloop en niet op de splitsing van de woning. Het ontbreken van toezegging, los van de vraag of die toezegging werkelijk is gedaan, kan daarom niet leiden tot het oordeel dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van het bestreden besluit.
4.2.2.
Ook mocht de adviescommissie in het advies verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling. Uit het advies van de adviescommissie blijkt dat de commissie na afloop van de hoorzitting reacties heeft ontvangen van de gemachtigde van de andere bezwaarmaker (vergunninghouder) en van de verwerend ambtenaar, met daarin een verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling. De nadere reacties zijn ingediend in het kader van een bezwaargrond van de andere bezwaarmaker, die geen verband hield met het bezwaar van eiser. De adviescommissie heeft alleen in het kader van het bezwaar van de andere bezwaarmaker naar de uitspraak van de Afdeling verwezen. Het was daarom ook niet nodig eiser later nog de gelegenheid te geven te reageren. De rechtbank vindt daarom dat de adviescommissie mocht verwijzen naar de uitspraak en dat het college het advies mocht overnemen. Dat het ECLI-nummer van de uitspraak een tikfout bevatte was een kennelijke verschrijving, die geen gevolg heeft voor de rechtmatigheid van het besluit. Overigens had de adviescommissie de uitspraak ook zonder de nadere stukken van de andere bezwaarmaker en de verwerend ambtenaar in zijn advies kunnen betrekken, omdat het jurisprudentie van de Afdeling betreft. Ook had eiser gelegenheid om in beroep zijn standpunt over de uitspraak naar voren te brengen, maar dat heeft hij niet gedaan.
4.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Mocht het college de omgevingsvergunning voor het aanleggen van een dakterras verlenen?
5. Eiser vindt dat de buren hem voor de aanleg van het dakterras om toestemming hadden moeten vragen. Eiser vindt het niet kloppen dat een dergelijke toestemming in andere gemeenten wel vereist lijkt te zijn. Ook heeft eiser privaatrechtelijke bezwaren tegen het dakterras, omdat hij vindt dat het terras te dicht bij zijn dak is gebouwd. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat het dakterras in strijd is met het Bouwbesluit 2012, onder meer omdat het luik van de dakopgang mogelijk tegen het luik van de dakopgang van een potentieel dakterras van eiser zou kunnen komen als beide luiken open zouden gaan.
5.1.
Het college vindt dat eiser de regelingen van andere gemeenten verkeert leest en dat die regelingen bovendien niet relevant zijn. Voor het verlenen van een vergunning voor het realiseren van een dakterras is toestemming van de buren niet vereist. Bij het verlenen van de vergunning is het plan getoetst aan het Bouwbesluit 2012 en zijn daarmee geen strijdigheden geconstateerd.
5.2.
In de Wabo staat in welke gevallen het college een aanvraag voor een omgevingsvergunning moet weigeren. [1] Dat is een beperkt aantal gevallen, namelijk als het bouwplan niet voldoet aan het Bouwbesluit 2012, de bouwverordening, het geldende bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand. Voor de toetsing aan het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening geldt dat aannemelijk moet zijn dat daaraan wordt voldaan. Als geen van deze gevallen zich voordoet, moet het college de vergunning verlenen. Daar heeft het college geen keuze in. Privaatrechtelijke aspecten kunnen dan ook niet aan de orde komen. Dat geldt voor elke gemeente. Ook toestemming van buren is niet vereist om de vergunning te kunnen verlenen. Dat andere gemeenten dan de gemeente Den Haag verwachten dat wie een vergunning wil aanvragen daarover met buren overlegt, is niet relevant. Het gaat in deze zaak immers om de gemeente Den Haag en toestemming van de buren is in die gemeente niet nodig voor vergunningverlening.
5.2.1.
Het college heeft aannemelijk mogen vinden dat het bouwplan op basis waarvan de vergunning voor het dakterras is verleend, voldeed aan de vereisten van het Bouwbesluit 2012. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen aan welke regels van het Bouwbesluit 2012 het dakterras niet zou voldoen.
5.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende vergunningen in stand blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Groes, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voor de activiteit bouwen is dit vastgelegd in art. 2.10 van de Wabo.