ECLI:NL:RBDHA:2025:14035

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
C/09/688208 / JE RK 25-1200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 22 juli 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2010. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor zes maanden. De Raad verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige, die te maken heeft met gedragsproblemen, middelengebruik en suïcidale gedachten. De moeder en stiefvader van de minderjarige hebben ingestemd met het verzoek van de Raad, terwijl de advocaat van de minderjarige verweer voerde tegen de gesloten plaatsing. De kinderrechter oordeelde dat de situatie van de minderjarige, die al eerder onder toezicht was gesteld, een gesloten plaatsing noodzakelijk maakte om haar veiligheid en de benodigde hulpverlening te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/688208 / JE RK 25-1200
Datum uitspraak: 22 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verzoek tot ondertoezichtstelling en een verzoek om het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. C.R.D. Kommer te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
gezamenlijk wonend op een bij de rechtbank bekend adres,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 9 juli 2025;
- het rapport van de Raad van 17 juli 2025, ontvangen op 18 juli 2025;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper, ontvangen op 23 juli 2025 om 09.45 uur.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] met haar advocaat;
  • de moeder;
  • de stiefvader;
- [naam 1] , namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling;
  • gedragswetenschapper [naam 4] , via een telefonische verbinding.
[de minderjarige] heeft halverwege de zitting de zaal verlaten.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening over het verzoek gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover, voorafgaand aan de zitting en in het bijzijn van haar advocaat, een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter (nog in aanwezigheid van [de minderjarige] ) samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.4.
De gedragswetenschapper heeft tijdens de zitting te kennen gegeven dat hij op 18 juli 2025 met [de minderjarige] heeft gesproken, echter dat hij zijn standpunt nog niet op papier heeft kunnen zetten, mede omdat hij nog geen kennis heeft kunnen nemen van het rapport van de Raad. De gedragswetenschapper heeft om die reden, op verzoek van de kinderrechter en met instemming van alle betrokkenen, tijdens de zitting zijn standpunt mondeling kenbaar gemaakt. De Raad heeft tijdens de zitting toegezegd dit standpunt uiterlijk op 23 juli 2025 om 12.00 uur op schrift aan de rechtbank te doen toekomen (zie verder hiervoor onder 1.1.).

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door [de biologische vader] (hierna te noemen: de biologische vader van [de minderjarige] ). De biologische vader van [de minderjarige] is op [datum] 2023 overleden.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] verblijft sinds 28 april 2025 op [instelling] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 mei 2025 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 23 juli 2025 en voor dezelfde duur een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Er zijn zeer grote zorgen over de ontwikkeling en de veiligheid van [de minderjarige] . Al op zeer jonge leeftijd is zij getuige geweest van spanningen die voortkwamen uit ruzies tussen haar ouders. Toen zij zes maanden oud was, is haar biologische vader uit beeld verdwenen. Op de basisschool werd [de minderjarige] gepest en werden er gedragsproblemen gezien. Ook op de middelbare scholen die zij bezocht, deden zich incidenten voor. In oktober 2024 heeft [de minderjarige] van de vader van de stiefvader gehoord dat de stiefvader niet haar biologische vader is en dat haar biologische vader is overleden. Dit moet ingrijpend zijn geweest voor [de minderjarige] . Eind 2024 is [de minderjarige] gestart met een traject bij Yes We Can Clinics (YWCC). Daar is – onder meer – de diagnose oppositioneel-opstandige gedragsstoornis gesteld. Het traject bij YWCC is vroegtijdig beëindigd, onder meer omdat (voldoende) behandelresultaat uitbleef. Hierna is haar gedrag verder verslechterd. [de minderjarige] loopt regelmatig weg, is teruggevallen in middelengebruik (drugs en alcohol), laat fysiek en verbaal agressief gedrag zien naar anderen, heeft suïcidale gedachten en automutileert. Wanneer [de minderjarige] wegloopt en zich onttrekt aan het gezag van de moeder en de stiefvader en aan de hulpverlening, is niet bekend waar en met wie zij is. Wel is bekend dat zij in contact is geweest met de politie vanwege mishandeling van een passant en vanwege winkeldiefstal. Een open plaatsing bij Jeugdformaat in oktober 2024 werd gekenmerkt door forse (gewelds)uitbarstingen van [de minderjarige] waarbij haar eigen veiligheid en die van anderen in het geding kwam. De hulpverlening op [instelling] krijgt momenteel ook signalen dat [de minderjarige] mogelijk slachtoffer is (geweest) van seksueel grensoverschrijdend gedrag. [de minderjarige] heeft een sterke drang om gezien en gehoord te worden, ergens bij te horen en lijkt geen grenzen te kennen om dit te bereiken. De relatie tussen [de minderjarige] en de moeder en de stiefvader is verder ernstig verstoord. De moeder wordt overvraagd in de opvoeding van [de minderjarige] en zij voelt zich onmachtig. Zij en de stiefvader hebben dit op verbaal en fysiek agressieve wijze geuit naar [de minderjarige] . Het baart de Raad zeer grote zorgen dat het verblijf van [de minderjarige] op [instelling] in de afgelopen drie maanden niet tot een verbetering van de situatie heeft geleid. [de minderjarige] is sinds haar plaatsing op [instelling] veelvuldig weggelopen en zij is zowel kort als ook voor langere periodes uit beeld geweest. Ook liet ze (wederom) verbaal en fysiek agressief gedrag zien en automutileerde ze. Het is belangrijk dat [de minderjarige] de voor haar noodzakelijke hulpverlening gaat ontvangen om ingrijpende gebeurtenissen te leren plaatsen, zodat deze haar leven niet meer beïnvloeden en zij weer kan toekomen aan herstel en ontwikkeling. Het is ook belangrijk dat zij in haar leven rust en stabiliteit gaat ervaren om zich weer veilig te kunnen voelen. Daarnaast moet zij in de komende periode hulpverlening krijgen om van haar middelenafhankelijkheid af te komen. Er moet een jeugdbeschermer betrokken raken om op dit alles in te zetten. Een langere plaatsing in een gesloten jeugdzorginstelling voor [de minderjarige] is noodzakelijk omdat de zorgen binnen de spoedmaatregelen die tot op heden zijn getroffen, onvoldoende zijn afgenomen. De komende periode zal de stabilisatiefase moeten overgaan in inzet van diagnostiek en meer intensieve behandeling en zal aan de hand van de voortgang van [de minderjarige] binnen haar behandeltraject, bezien moeten worden wanneer toegewerkt kan worden naar meer vrijheden. De Raad heeft de hoop dat een buitenregionale plaatsing in een meidengroep, zoals in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp [accommodatie] (hierna: [accommodatie] ), passender zal zijn voor [de minderjarige] omdat zij dan niet meer binnen haar bekende netwerk verblijft, waar zij in de verleiding kan komen om weg te lopen. Ook is deze instelling meer gespecialiseerd in de problematiek die bij [de minderjarige] wordt gezien. Door de grote zorgen en al hetgeen nog moet worden ingezet en onderzocht, is een gesloten plaatsing voor de duur van zes maanden noodzakelijk.

4.De standpunten

4.1.
De advocaat van [de minderjarige] heeft namens haar verweer gevoerd tegen de gesloten plaatsing, nadat [de minderjarige] de zittingszaal had verlaten. De advocaat van [de minderjarige] heeft primair verzocht om afwijzing van het verzoek omdat [de minderjarige] heeft aangegeven erg graag naar huis te willen. De advocaat van [de minderjarige] heeft subsidiair verzocht om toewijzing van de machtiging tot gesloten plaatsing voor de duur van drie maanden, zodat [de minderjarige] de door gewenste duidelijkheid kan krijgen over haar verblijf en over de hulpverlening en zij een stip aan de horizon heeft waar ze naartoe kan werken.
4.2.
De moeder en de stiefvader hebben ingestemd met het verzoek. Zij hebben zeer grote zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] . Wel denken zij dat [accommodatie] een betere plek zal zijn voor [de minderjarige] omdat deze instelling gespecialiseerd is in haar problematiek. De moeder en de stiefvader hopen dat [de minderjarige] in de komende periode de hulpverlening kan krijgen die zij nodig heeft, zodat zij uiteindelijk weer naar huis kan komen.
4.3.
De gecertificeerde instelling heeft zich achter het verzoek van de Raad geschaard. De zorgen over [de minderjarige] zijn groot. Er wordt gezien dat als de vrijheden van [de minderjarige] beperkt worden, zij zeer zorgwekkende signalen laat zien waarbij zij automutileert of handelingen verricht die duiden op een poging om zich van het leven te beroven. Wanneer [de minderjarige] echter meer vrijheden krijgt, onttrekt zij zich aan de hulpverlening en is het niet bekend waar en met wie zij is. De gecertificeerde instelling onderzoekt nu of een overplaatsing naar [accommodatie] mogelijk is. De hulpverlening bij [instelling] is nog niet op gang gekomen omdat [de minderjarige] zich blijft onttrekken. Doordat [de minderjarige] eerst nog moet stabiliseren, en erna de noodzakelijke hulpverlening en behandeling voor haar nog moet worden ingezet, is een plaatsing van de duur van zes maanden noodzakelijk.
4.4.
De gedragswetenschapper heeft tijdens de zitting mondeling ingestemd met een plaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. Tijdens het gesprek met [de minderjarige] heeft zij de gedragswetenschapper verteld dat zij zich in de plaatsing kon vinden. De gedragswetenschapper ziet dat er grote zorgen zij over [de minderjarige] en dat het noodzakelijk is dat haar veiligheid wordt gewaarborgd en zij de juiste hulpverlening krijgt. De gedragswetenschapper zou zich ook kunnen vinden in het verlenen van een machtiging voor de duur van drie maanden, zoals door de advocaat van [de minderjarige] is verzocht.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [de minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Zij heeft een belast verleden, vertoont zeer zelfbepalend gedrag, is gediagnosticeerd met een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis, loopt regelmatig weg, gebruikt middelen en alcohol, laat fysiek en verbaal agressief gedrag zien naar anderen, heeft suïcidale gedachten en automutileert. Wanneer [de minderjarige] wegloopt en zich onttrekt aan het gezag van de moeder en de stiefvader en aan de hulpverlening, is het niet bekend waar zij is, met wie zij is en wat zij doet. Aan de kinderrechter vertelde [de minderjarige] dat zij zich niet in onveilige situaties begeeft, maar of dat werkelijk zo is, is de vraag. Wanneer zij de afgelopen periode weer in beeld kwam, liet zij bijvoorbeeld signalen zien die mogelijk duiden op seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ook was sprake van politiecontacten. Dit alles is zeer zorgelijk.
De moeder en de stiefvader voelen zich onmachtig en overvraagd in de opvoeding van [de minderjarige] en hebben grote zorgen over haar ontwikkeling en veiligheid. Hulpverlening in het vrijwillig kader is onvoldoende toereikend gebleken om de zeer grote zorgen over [de minderjarige] ’s ontwikkeling en veiligheid te verminderen, laat staan weg te nemen. De zorgen over [de minderjarige] zijn er al lange tijd en deze zijn in de afgelopen periode zelfs in aanzienlijke mate toegenomen. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat het in het belang van [de minderjarige] is dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt die zicht op haar kan houden, die de noodzakelijke hulpverlening voor haar kan inzetten en die er op kan toezien dat deze doorgang vindt.
5.3.
De ondertoezichtstelling is daarom in dit geval nodig. De kinderrechter stelt [de minderjarige] onder toezicht voor de duur van een jaar.
5.4.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [2]
5.5.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De zorgen over [de minderjarige] en haar veiligheid zijn in de afgelopen periode fors toegenomen. Door de grote zorgen over [de minderjarige] en het feit dat de moeder en de stiefvader op dit moment overvraagd worden door de verhoogde opvoedvraag van [de minderjarige] , is het op dit moment voor [de minderjarige] niet mogelijk om thuis te wonen. Gebleken is dat een plaatsing in een open setting niet toereikend is om [de minderjarige] de veiligheid, structuur en stabiliteit te bieden die zij nodig heeft. Ook tijdens het verblijf van [de minderjarige] op [instelling] , in een gesloten setting, is zij veelvuldig weggelopen. Als dit zich voordeed, soms ook voor een langere periode, was onbekend waar en met wie zij was. Als een gevolg hiervan heeft [de minderjarige] niet kunnen profiteren van de hulpverlening en de structuur van het gesloten kader, terwijl dat voor haar wel noodzakelijk is. De kinderrechter is van oordeel dat het van essentieel belang is dat [de minderjarige] de komende tijd kan gaan stabiliseren op een plek die voor haar passend is. De kinderrechter is het met de betrokkenen eens dat een plek buiten de regio, in een instelling die gespecialiseerd is in de problematiek die [de minderjarige] kent, wellicht passender is voor haar. Gelet op de gebeurtenissen in de afgelopen periode en op hetgeen in de aankomende periode nog moet worden onderzocht en ingezet om te zorgen dat [de minderjarige] stabiliseert en op een passende plek terecht komt, is de kinderrechter van oordeel dat, hoewel de wens van [de minderjarige] voor een stip op de horizon in de vorm van verlening van een machtiging voor een kortere periode begrijpelijk is, een gesloten plaatsing voor de duur van zes maanden passend en geboden is, want méér in haar belang.
5.6.
De kinderrechter machtigt daarom de gecertificeerde instelling om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor de duur van zes maanden.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 22 juli 2025 tot 22 juli 2026;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 juli 2025 tot 22 januari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025 door mr. J.E. Bierling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 29 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.
2.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).