ECLI:NL:RBDHA:2025:14063

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
NL25.31728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling met zicht op uitzetting naar Duitsland en de beoordeling van de maatregel door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 juli 2025, wordt de maatregel van bewaring die de minister van Asiel en Migratie aan eiseres heeft opgelegd, beoordeeld. Eiseres, een jongvolwassene van 21 jaar met de Duitse nationaliteit, is het niet eens met de maatregel en heeft beroep ingesteld. De rechtbank onderzoekt of de minister de maatregel rechtmatig heeft opgelegd, waarbij eiseres aanvoert dat er geen zicht is op uitzetting naar Duitsland en dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel.

De rechtbank oordeelt dat er wel degelijk zicht op uitzetting naar Duitsland is, aangezien de Duitse autoriteiten in het verleden hebben meegewerkt aan de gedwongen terugkeer van eiseres. De rechtbank wijst erop dat de vraag of zicht op uitzetting ontbreekt, niet afhankelijk is van de persoonlijke omstandigheden van eiseres, zoals haar verslaving en instabiele situatie. De rechtbank concludeert dat de minister de maatregel van bewaring terecht heeft opgelegd, omdat er een risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken.

Uiteindelijk wordt het beroep van eiseres ongegrond verklaard en wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de maatregel van bewaring is gebaseerd op artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, en dat er geen redenen zijn om aan de rechtmatigheid van deze maatregel te twijfelen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.31728

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. N. Birrou),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de maatregel van bewaring die de minister aan eiseres heeft opgelegd. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de minister de maatregel van bewaring mocht opleggen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister de maatregel van bewaring aan eiseres mocht opleggen. Het zicht op uitzetting naar Duitsland ontbreekt niet en de minister had niet moeten volstaan met een lichter middel. De rechtbank ziet verder ook ambtshalve geen reden waarom de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. De minister heeft op 14 juli 2025 de maatregel van bewaring aan eiseres opgelegd. [1]
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding. [2]
2.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL25.31818, op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Eiseres heeft verklaard afstand te doen van haar recht om bij de zitting aanwezig te zijn.

Beoordeling door de rechtbank

Beroepsgronden tegen de intrekking van het verblijfsrecht en het terugkeerbesluit
3. Voor zover eiseres beroepsgronden heeft gericht tegen het besluit tot intrekking van haar Unierechtelijk verblijfsrecht van 23 april 2024 en een niet nader omschreven terugkeerbesluit, overweegt de rechtbank dat dit beroep slechts is gericht tegen de maatregel van bewaring. Eiseres had ook beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit (zaaknummer NL25.31818), maar heeft dat beroep op de zitting ingetrokken. De rechtbank zal die beroepsgronden dan ook niet bespreken.
Ontbreekt het zicht op uitzetting naar Duitsland?
4. Eiseres betoogt dat zicht op uitzetting naar Duitsland ontbreekt. Hoewel eiseres de Duitse nationaliteit heeft en de minister stelt dat de Duitse autoriteiten meewerken aan gedwongen terugkeer, blijkt uit de praktijk dat eiseres steeds na haar uitzetting terugkeert naar Nederland. Een duurzame verwijdering naar Duitsland is dus niet mogelijk en daarom kan van zicht op uitzetting naar Duitsland niet worden gesproken. Daar komt nog bij dat uit het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling volgt dat de opvang die eiseres bij de Diakonie in Düsseldorf zou krijgen feitelijk niet bestaat, zodat niet valt in te zien dat eiseres nu wel duurzaam naar Duitsland zou kunnen worden uitgezet.
4.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister wijst er terecht op dat er het bij de vraag of zicht op uitzetting ontbreekt slechts om gaat of de autoriteiten van het land van herkomst meewerken aan de (gedwongen) uitzetting van hun onderdanen. De vraag of zicht op uitzetting ontbreekt, is dus niet afhankelijk van het handelen van eiseres en de vraag of voor eiseres in Duitsland opvang beschikbaar is. Gelet op het feit dat eiseres in het verleden meermaals gedwongen naar Duitsland is uitgezet en ook nu niet is gebleken dat de Duitse autoriteiten geen documenten voor terugkeer zullen verstrekken of eiseres niet zullen terugnemen, is de rechtbank van oordeel dat zicht op uitzetting naar Duitsland niet ontbreekt.
Had de minister moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring?
5. Eiseres betoogt dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiseres is een jongvolwassene van pas 21 jaar, die zich nog in een belangrijke ontwikkelingsfase bevindt. Bewaring kan voor deze ontwikkeling schadelijk zijn en een verregaande psychische impact hebben. [3] Dat klemt, omdat eiseres verslaafd is aan heroïne, al een instabiele medische en psychische gesteldheid heeft en tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling heeft verklaard dat het niet goed met haar gaat en dat zij dringend medische hulp nodig heeft. Verder leidt eiseres al jaren een zwervend bestaan en heeft zij in Nederland noch in Duitsland enig netwerk, enige opvang of enige bestaanszekerheid. De minister heeft hier bij het opleggen van de maatregel van bewaring onvoldoende rekening mee gehouden.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat eiseres al sinds 23 april 2024 geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft. Uit de niet-betwiste motivering van de maatregel van bewaring volgt verder dat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken en dat zij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De rechtbank ziet ambtshalve geen reden om daaraan te twijfelen, zodat zij van dat risico uitgaat. De persoonlijke omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd doen, hoe betreurenswaardig deze ook zijn, niet aan dat onttrekkingsrisico af. De minister wijst er terecht op dat voor het opleggen van een maatregel van bewaring geen minimumleeftijd geldt en in de maatregel van bewaring zelf is terecht gemotiveerd dat eiseres in het detentiecentrum een beroep kan doen op medische, psychische en verslavingszorg. De rechtbank is het wel met eiseres eens dat zij in Duitsland gebaat is bij een opvangplaats waar zij de benodigde verslavingszorg krijgt. Daarom is op de zitting met de minister besproken of het mogelijk is om te kijken of hij eiseres, in het belang van een duurzame uitzetting en ter voorkoming van een volgende terugkeer naar Nederland, kan helpen bij het vinden van zo’n opvangplaats. De minister heeft toegezegd dat te gaan doen. Dat maakt, gelet op het voorgaande, echter niet dat de minister nu had moeten afzien van het opleggen van de maatregel van bewaring en had moeten volstaan met een lichter middel.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
6. Los van de door eiseres aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiseres verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek van eiseres om schadevergoeding af. De minister hoeft de proceskosten van eiseres niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Deze maatregel van bewaring is gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Dat staat in artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000.
3.Eiseres wijst in dat verband op verschillende rapporten van de Europese Unie, UNICEF, de Raad van Europa en het Europees Comité ter Voorkoming van Foltering.
4.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.