In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 juli 2025, wordt de maatregel van bewaring die de minister van Asiel en Migratie aan eiseres heeft opgelegd, beoordeeld. Eiseres, een jongvolwassene van 21 jaar met de Duitse nationaliteit, is het niet eens met de maatregel en heeft beroep ingesteld. De rechtbank onderzoekt of de minister de maatregel rechtmatig heeft opgelegd, waarbij eiseres aanvoert dat er geen zicht is op uitzetting naar Duitsland en dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel.
De rechtbank oordeelt dat er wel degelijk zicht op uitzetting naar Duitsland is, aangezien de Duitse autoriteiten in het verleden hebben meegewerkt aan de gedwongen terugkeer van eiseres. De rechtbank wijst erop dat de vraag of zicht op uitzetting ontbreekt, niet afhankelijk is van de persoonlijke omstandigheden van eiseres, zoals haar verslaving en instabiele situatie. De rechtbank concludeert dat de minister de maatregel van bewaring terecht heeft opgelegd, omdat er een risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken.
Uiteindelijk wordt het beroep van eiseres ongegrond verklaard en wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de maatregel van bewaring is gebaseerd op artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, en dat er geen redenen zijn om aan de rechtmatigheid van deze maatregel te twijfelen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.