ECLI:NL:RBDHA:2025:14069
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging op basis van inburgeringsvereisten
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel 'familie en gezin' beoordeeld. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 5 juli 2024, en het bezwaar van eiseres werd op 18 februari 2025 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 26 juni 2025 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De minister was niet aanwezig vanwege capaciteitsgebrek.
Eiseres had eerder een aanvraag ingediend, die was afgewezen omdat zij niet voldeed aan het inburgeringsvereiste. De rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden heeft besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor ontheffing van de inburgeringsplicht, ondanks haar omstandigheden. De rechtbank concludeert dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wegen dan die van eiseres en haar referent, en dat de minister niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.