ECLI:NL:RBDHA:2025:14071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
11524042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en tekortkoming in nakoming met betrekking tot het schip Beppe

Op 16 oktober 2023 hebben partijen een huurovereenkomst gesloten voor het schip Beppe, met een huurperiode van 19 juli 2024 tot 3 augustus 2024 en een huurprijs van € 4.346,00. Eiser vordert terugbetaling van de huurprijs en vergoeding van hotelkosten, omdat gedaagde tekortgeschoten zou zijn in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de boot niet in de verwachte staat verkeerde, wat eiser het recht gaf om de overeenkomst te ontbinden. Gedaagde had de mogelijkheid om een andere boot ter beschikking te stellen, maar dit is niet gebeurd. Eiser heeft ook hotelkosten gemaakt omdat hij niet op de afgesproken datum een goede boot kreeg. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser gedeeltelijk toe, inclusief de terugbetaling van de huurprijs en een deel van de hotelkosten, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leiden
IFD/B/C
Zaaknummer: 11524042 / CV EXPL 25-327
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] , [land] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. D.G.A. Rossi,
tegen
[bedrijfsnaam] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [bedrijfsnaam] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 januari 2025, met 13 producties, later aangevuld met producties 14 tot en met 17,
  • de mondelinge conclusie van antwoord van 19 februari 2025,
  • de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 5 juni 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 16 oktober 2023 hebben partijen een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot het schip Beppe voor de periode van 19 juli 2024 tot 3 augustus 2024 en een huurprijs van € 4.346,00.
2.2.
Op de website van [verhuurplatform] is de Beppe als volgt aangeboden: “
‘Beppe’ist ein schönes Ferienboot, auf den Sie bequem eine Woche lang mit 6 Personen segeln können. Ach mit ‘Beppe’ kann man gut ankern und/oder als Passant in den vielen Yachthäfen úbernachten. Das 1990 erbaute Schiff wurde 2022 komplett renoviert”.
Tevens zijn er foto’s van de boot te zien.
2.3.
Toen [eiser] met zijn gezelschap bij het schip arriveerde, heeft hij het geweigerd omdat hij het slecht onderhouden en niet goed schoongemaakt vond. Verder constateerde hij vlekken op het plafond en losse onderdelen. Tenslotte rook het in de achterste slaapkabine naar diesellucht.
2.4.
Op 20 juli 2025 om 22.52 uur heeft [eiser] aan [bedrijfsnaam] gemaild dat het schip niet in de beloofde goede staat is; hij stuurt foto’s van de gebreken mee. Ook aan [verhuurplatform] stuurt [eiser] foto’s van de volgens hem aanwezige gebreken. [verhuurplatform] bericht [eiser] op 22 juli 2024 dat de verhuurder er niet mee instemt om het vooruitbetaalde bedrag terug te betalen.
2.5.
[eiser] heeft vervolgens elders een andere boot gehuurd. Voordat deze boot beschikbaar was, heeft [eiser] met zijn gezelschap van 20 tot 22 juli 2024 overnacht in een hotel.
2.6.
[eiser] heeft meerdere malen gevraagd om terugbetaling van het huurbedrag. [bedrijfsnaam] heeft dit niet gedaan.

3.Vordering en verweer

3.1.
[eiser] vordert primair een verklaring voor recht dat [bedrijfsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenissen. Voorts een verklaring voor recht dat de overeenkomst schriftelijk op 20 juli 2024, dan wel 22 augustus 2024 door [eiser] is ontbonden, althans de overeenkomst alsnog te ontbinden. Subsidiair vordert hij een verklaring voor recht dat [bedrijfsnaam] ongerechtvaardigd is verrijkt dan wel – meer subsidiair – dat de overeenkomst tot stand gekomen is door dwaling en rechtsgeldig is vernietigd. In alle gevallen vordert [eiser] terugbetaling van de huurprijs van € 4.346,00 en vergoeding van hotelkosten van € 724,80, alles met rente en kosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat [bedrijfsnaam] is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst althans ongerechtvaardigd is verrijkt. Meer subsidiair beroept [eiser] zich op vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling. In alle gevallen heeft hij recht op terugbetaling van de huurprijs en schadevergoeding.
3.3.
[bedrijfsnaam] betwist dat de boot niet in een goede staat verkeerde, volgens haar is de boot aangeboden zoals getoond in de advertentie. De hotelovernachting betreft volgens haar een andere periode.

4.Beoordeling

Ontbinding van de huurovereenkomst
4.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter was de boot niet in een staat die [eiser] mocht verwachten op grond van het aanbod op de website van [verhuurplatform] . Vooral de slechte staat van het houtwerk, de loshangende kabels en de diesellucht in de slaapkamer veroorzaken dat. Verder is de afwerking slordig door slordige schroefgaten, vlekken op plafonds, stangen vastgemaakt met ductape en een slordig aangebracht dekzeil. Dit terwijl de boot er op de foto’s op de website in perfecte staat uit ziet. Onder deze omstandigheden mocht [eiser] weigeren de boot af te nemen.
4.2.
[bedrijfsnaam] heeft de mogelijkheid gehad om een andere boot ter beschikking te stellen; partijen verschillen van mening of [bedrijfsnaam] dat heeft aangeboden en [eiser] heeft geweigerd, dan wel dat [bedrijfsnaam] het meteen heeft geweigerd omdat er verder geen boten beschikbaar waren. Hoe dan ook, per mail heeft [verhuurplatform] geen vervanging aangeboden en evenmin is er een andere boot gekomen. Dan heeft [eiser] het recht om de overeenkomst te ontbinden. Het maakt daarbij geen verschil of Nederlands of Duits recht wordt toegepast, omdat het niet wezenlijk van elkaar verschilt.
Schadevergoeding
4.3.
[bedrijfsnaam] dient de schade te vergoeden die [eiser] heeft geleden doordat zij niet op 19 juli 2024 volgens de afspraak een boot in goede staat ter beschikking heeft gesteld. In de eerste plaats gaat het om terugbetaling van de huursom.
4.4.
[eiser] heeft voorts gesteld dat hij een andere boot heeft gehuurd die op 22 augustus beschikbaar was. Van 19 tot 22 augustus 2024 heeft hij met zijn reisgenoten overnacht in een hotel. Ter zitting blijkt dit een vergissing te zijn en blijkt het te gaan om 20 tot 22 juli 2024; daarop zien de facturen van het hotel ook. Deze kosten zijn het rechtstreekse gevolg van het handelen van [bedrijfsnaam] . Omdat de boot niet aan de verwachtingen beantwoordde, moest [eiser] op zoek naar een andere boot. En omdat die niet direct beschikbaar was, heeft hij met zijn reisgenoten overnacht in een hotel. Ook die kosten dient [bedrijfsnaam] te vergoeden. Van die kosten heeft [eiser] een betalingsbewijs in het geding gebracht dat gaat om een bedrag van € 370,80. Een betalingsbewijs van de rest ontbreekt, zodat de kantonrechter alleen de € 370,80 zal toewijzen.
4.5.
De kantonrechter zal derhalve de vorderingen van [eiser] tot het verklaren voor recht toewijzen en de terugbetaling van de huursom gedeeltelijk toewijzen. De vordering tot het betalen van buitengerechtelijke incassokosten zal de kantonrechter afwijzen, omdat de vereiste 14-dagenbrief ontbreekt. Tenslotte zal de kantonrechter [bedrijfsnaam] veroordelen tot betaling van de proceskosten aan de kant van [eiser] , omdat [bedrijfsnaam] ongelijk heeft gekregen.
Proceskosten
Gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 119,40
- griffierecht € 257,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punt x tarief € 271,00)
- nakosten € 135,00
----------------------
Totaal € 1.053,40 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat [bedrijfsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenissen;
5.2.
verklaart voor recht dat de overeenkomst schriftelijk op 20 juli 2024 door [eiser] is ontbonden;
5.3.
veroordeelt [bedrijfsnaam] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het bedrag van € 4.346,00 en € 370,80 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2024 tot de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [bedrijfsnaam] in de proceskosten van € 1.053,40, onverminderd de eventueel over de verschotten verschuldigde btw, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als gedaagde partij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
5.5.
verklaart de veroordeling onder 5.3 en 5.4 uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.F. Dam en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.