ECLI:NL:RBDHA:2025:14103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/09/688382 / FA RK 25-5283
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1947, die lijdt aan Lewylichaampjesziekte. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 14 juli 2025, met als doel een machtiging te verkrijgen voor de voortzetting van de inbewaringstelling op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juli 2025 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat, een specialist ouderengeneeskunde en de echtgenote van de cliënt. De advocaat van de cliënt heeft betoogd dat de voortzetting van de inbewaringstelling niet noodzakelijk is en heeft verzocht om afwijzing van het verzoek. De specialist ouderengeneeskunde heeft echter aangegeven dat de cliënt fysiek afhankelijk is van anderen en dat er geen alternatieve zorgmogelijkheden zijn. De echtgenote van de cliënt heeft verklaard dat de situatie verslechterd is en dat de cliënt fysiek agressief is geworden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, maar dat de voortzetting van de inbewaringstelling niet proportioneel is. De rechtbank heeft daarom het verzoek afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. C. van Hees, met mr. A. Laverman als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/688382 / FA RK 25-5283
Datum beschikking: 17 juli 2025

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Beschikkingnaar aanleiding van het op 14 juli 2025 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[cliënt] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedatum] 1947 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [accommodatie] te [plaats] ,
advocaat: mr. E.G. Al te Nieuw-Vennep.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 juli 2025.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking tot inbewaringstelling van de burgemeester van de gemeente Haarlem van 12 juli 2025;
- de op 12 juli 2025 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, [naam 1] , die cliënt met het oog op de machtiging kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij zijn behandeling betrokken was.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 juli 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de specialist ouderengeneeskunde, [naam 2] ;
- de echtgenote van cliënt, [naam 3] .

Standpunten ter zitting

Door en namens cliënt is ter zitting naar voren gebracht dat hij de huidige opname niet plezierig vindt. De advocaat stelt dat een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling geen zinvolle en noodzakelijke aanvulling vormt in de huidige situatie. De advocaat verzoekt daarom namens cliënt om het verzoek af te wijzen.
De specialist ouderengeneeskunde heeft ter zitting naar voren gebracht dat bij cliënt sprake is van een vergevorderde Lewylichaampjesziekte. Cliënt is fysiek afhankelijk van anderen en er is geen andere passende mogelijkheid dan een opname. Hoewel cliënt incidenteel aangeeft naar huis te willen, is het onduidelijk of sprake is van een consistente uiting van verzet. Dit komt mede doordat cliënt onvoldoende besef toont van de huidige omstandigheden waarin hij zich bevindt. De specialist ouderengeneeskunde acht een procedure op grond van artikel 21 Wzd een geschikt alternatief.
De echtgenote van cliënt heeft ter zitting naar voren gebracht dat de situatie rondom cliënt al enige tijd verslechtert, maar dat deze enkele dagen geleden is geëscaleerd. Tijdens deze escalatie is cliënt voor het eerst fysiek agressief geworden richting haar. Zij kan de zorg in de thuissituatie niet langer hanteren, mede doordat cliënt niet altijd meewerkt aan de zorg die zij probeert te bieden.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat bij cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel als gevolg van een psychogeriatrische aandoening, te weten Lewylichaampjesziekte.
Om het ernstig nadeel te voorkomen, dan wel af te wenden, is opname en verblijf in de accommodatie noodzakelijk. De zorgbehoefte van cliënt overstijgt alternatieve mogelijkheden in de thuissituatie.
De rechtbank overweegt verder dat de specialist ouderengeneeskunde ter zitting heeft verklaard dat cliënt weliswaar niet expliciet instemt met zijn verblijf in de accommodatie, maar dat hij zich ook niet verzet. Een procedure op grond van artikel 21 Wzd wordt passender geacht. Om die reden acht de rechtbank voortzetting van de inbewaringstelling niet proportioneel. Het onderhavige verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Hees, rechter, bijgestaan door mr. A. Laverman als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juli 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 juli 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.