ECLI:NL:RBDHA:2025:14103
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1947, die lijdt aan Lewylichaampjesziekte. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 14 juli 2025, met als doel een machtiging te verkrijgen voor de voortzetting van de inbewaringstelling op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juli 2025 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat, een specialist ouderengeneeskunde en de echtgenote van de cliënt. De advocaat van de cliënt heeft betoogd dat de voortzetting van de inbewaringstelling niet noodzakelijk is en heeft verzocht om afwijzing van het verzoek. De specialist ouderengeneeskunde heeft echter aangegeven dat de cliënt fysiek afhankelijk is van anderen en dat er geen alternatieve zorgmogelijkheden zijn. De echtgenote van de cliënt heeft verklaard dat de situatie verslechterd is en dat de cliënt fysiek agressief is geworden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, maar dat de voortzetting van de inbewaringstelling niet proportioneel is. De rechtbank heeft daarom het verzoek afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. C. van Hees, met mr. A. Laverman als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.