1.8.Nadat geen van partijen te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
2. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder het bestreden besluit vervangen door het gewijzigde besluit. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het eerste besluit. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit daarom niet-ontvankelijk verklaren. Omdat het gewijzigde besluit niet tegemoet komt aan de bezwaren van eiseres, heeft het beroep gericht tegen het bestreden besluit, op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van rechtswege mede betrekking op het gewijzigde besluit.
3. Eiseres voert aan dat zij bijna 18 jaar oud was toen zij naar Nederland vertrok. Zij is op 21 juli 1975 met haar ouders naar Nederland vertrokken en per 24 juli 1975 stond zij ingeschreven in Nederland. Op [geboortedatum] 1975 werd zij 18 jaar oud. Het gaat dus maar om een periode van 14 dagen waarin eiseres geen 18 jaar oud was. Zij is naar Nederland gekomen met de intentie om de Nederlandse nationaliteit te behouden. Zij heeft deze intentie ook waargemaakt en zij is nooit meer teruggekeerd naar Suriname. Volgens eiseres heeft verweerder gehandeld in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Dat geen sprake is geweest van een tekort aan pensioenopbouw op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) is ook het geval bij mensen die wel net 18 jaar waren bij aankomst in Nederland. Die ouderen hebben wel recht op een eenmalig bedrag. Volgens eiseres is dit onderscheid gezien het doel van het Tijdelijk besluit onevenredig in de zin van artikel 3:4 van de Awb. Bovendien is het Tijdelijk besluit niet in het leven geroepen voor ouderen met een AOW-gat. Zij wijst hierbij op artikel 2 van het Tijdelijk besluit waarin wordt aangegeven dat ‘soms’ over een langere tijd geen AOW is opgebouwd. Uit ditzelfde artikel volgt dat het Tijdelijk besluit in het leven is geroepen om de politiek-bestuurlijke wens om de pijn van deze groep vanwege de samenloop van omstandigheden te erkennen. Verweerder gaat voorbij aan het leed dat eiseres en haar familie is aangedaan bij de keuze om halsoverkop naar Nederland te vertrekken om aanspraak te kunnen blijven maken op alle rechten en plichten vanuit Nederland.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet aan alle voorwaarden voldoet die worden gesteld om recht te hebben op het eenmalige bedrag op grond van het Tijdelijk besluit. Eiseres is op 21 juli 1975 naar Nederland gekomen en toen was zij 17 jaar oud. Zij voldoet daarom niet aan de voorwaarde dat ze 18 jaar of ouder was op het moment dat ze naar Nederland kwam. Verweerder kent alleen het bedrag toe wanneer aan alle voorwaarden wordt voldaan. Eiseres krijgt vanaf [geboortedatum] 2024 een volledig AOW-pensioen voor een alleenstaande en heeft dan ook voor haar AOW-pensioen geen nadeel ondervonden aan haar tijd in Suriname. Op de zitting heeft verweerder aanvullend toegelicht dat de regelgever bewust de keuze heeft gemaakt om het eenmalige bedrag te koppelen aan de voorwaarde dat iemand de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt omdat dat de meerderjarigheidsleeftijd is die wordt gehanteerd. Er is geen hardheidsclausule dus verweerder kan niet afwijken van de gestelde voorwaarden.
5. In artikel 3 van het Tijdelijk besluit staan de voorwaarden voor het recht op een eenmalig bedrag. Een persoon heeft recht op een eenmalig bedrag, indien deze:
a. uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen, met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst;
b. voorafgaand aan het tijdstip waarop deze persoon in Nederland ging wonen in Suriname woonde;
c. ten minste de leeftijd van 18 jaar had bereikt op het tijdstip, waarop deze persoon in Nederland ging wonen; en
d. op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland heeft gewoond.
Beoordeling door de rechtbank
6. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 3, aanhef en onder c, van het Tijdelijk besluit. De rechtbank vat de verwijzing van eiseres op de zitting naar de conclusie van raadsheer advocaat-generaal De Bock van 10 november 2023op als een verzoek om exceptieve toetsing van het Tijdelijk besluit aan het evenredigheidsbeginsel. De overige beroepsgronden van eiseres komen erop neer dat zij verzoekt om rechtstreekse toetsing van het Tijdelijk besluit aan het evenredigheidsbeginsel, zodat zij ook in aanmerking kan komen voor toekenning van het eenmalige bedrag ook al was zij net geen 18 jaar op het moment dat zij in Nederland ging wonen.
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat het Tijdelijk besluit een algemeen verbindend voorschrift is, niet zijnde een wet in formele zin. De voorwaarden voor het recht op een eenmalig bedrag zijn in artikel 3 van het Tijdelijk besluit niet als kan-bepaling geformuleerd, maar als strikte cumulatieve voorwaarden. Er is met andere woorden sprake van een gebonden bevoegdheid. Een algemeen verbindend voorschrift kan, ook wanneer het gaat om de uitoefening van een gebonden bevoegdheid, buiten toepassing worden gelaten als het wettelijk voorschrift als zodanig niet rechtmatig is (de exceptieve toetsing) of als toepassing van het wettelijk voorschrift in het concrete geval van de belanghebbende(n) niet rechtmatig is (de rechtstreekse toetsing).
8. De rechtbank overweegt dat de bestuursrechter bij de toetsing van een algemeen verbindend voorschrift aan het evenredigheidsbeginsel, niet tot taak heeft om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend, naar eigen inzicht vast te stellen. De intensiteit van een rechterlijke beoordeling van een algemeen verbindend voorschrift is afhankelijk van onder meer de beslissingsruimte die het vaststellend orgaan heeft, gelet op de aard en de inhoud van de vaststellingsbevoegdheid en de daarbij te betrekken belangen. Die beoordeling kan materieel terughoudend zijn als bij het nemen van de beslissing politiek bestuurlijke afwegingen kunnen worden of zijn gemaakt. Wat de in acht te nemen belangen en de weging van die belangen betreft, geldt dat de beoordeling daarvan intensiever kan zijn naarmate het algemeen verbindend voorschrift meer ingrijpt in het leven van de belanghebbende(n) en daarbij fundamentele rechten aan de orde zijn.