ECLI:NL:RBDHA:2025:14116

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
SGR 24/7836
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering met verkorte wachttijd wegens niet volledige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een WIA-uitkering met verkorte wachttijd. Eisers, bestaande uit een B.V. en de werknemer, stelden dat de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat verbetering van zijn belastbaarheid uitgesloten is. Tijdens de zitting werd aangevoerd dat er na een gesprek met de plastisch chirurg nieuwe ontwikkelingen waren, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) voldoende had gemotiveerd dat herstel niet voor 100% uitgesloten is. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts b&b terecht had vastgesteld dat er behandelmogelijkheden zijn die een verbetering van de handfunctie kunnen opleveren. De rechtbank wees het verzoek om externe expertise af, omdat zij geen reden zag om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts b&b. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eisers geen gelijk kregen en geen recht hebben op een WIA-uitkering met verkorte wachttijd. De rechtbank besliste dat eisers ook geen griffierecht terugkrijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/7836

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , (hierna: [eiseres] ) en

[eiser], uit [woonplaats] , (hierna: werknemer), eisers
(gemachtigde: [naam 1] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

In het besluit van 13 september 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de werknemer geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met verkorte wachttijd kan krijgen, omdat hij niet volledig arbeidsongeschikt is. Aan dit besluit liggen rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige ten grondslag.
In het besluit van 16 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten, omdat de werknemer niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Aan dit besluit ligt het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft beroep op 13 juni 2025 op zitting behandeld. Namens eisers zijn de gemachtigde, de werknemer en [naam 2] verschenen. De gemachtigde van verweerder is verschenen.
Gronden van eisers
1. Eisers voeren aan dat de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Op de zitting hebben eisers verklaard dat er nog ontwikkelingen zijn geweest na de brief van de plastisch chirurg van 6 juli 2022. De werknemer heeft een gesprek met de plastisch chirurg gehad waarin de plastisch chirurg heeft aangegeven dat een injectie of operatie een mogelijkheid is maar dat het geen aantrekkelijke opties zijn omdat de artrose op meerdere plekken zit. De pijn wordt daarmee alleen tijdelijk weggehaald, maar op de lange termijn zal hij meer last krijgen. Dit staat niet op papier maar dit blijkt wel uit het journaalregels van de huisarts van 2 december 2022 en uit de brief van de handfysiotherapeut van 12 januari 2023. Volgens eisers ligt het op de weg van verweerder om te onderbouwen dat de behandelingen die mogelijk zijn ook daadwerkelijk leiden tot verbetering van de belastbaarheid. Dat is nu niet gedaan door de verzekeringsarts b&b, terwijl de primaire verzekeringsarts uitging van een situatie dat er geen behandelmogelijkheden zijn. Eisers verzoeken de rechtbank om een externe expertise te laten verrichten die kan beoordelen of er verbetering mogelijk is met de behandelmogelijkheden.
Standpunt van verweerder
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de werknemer niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, omdat verweerder verwacht dat zijn mogelijkheden om te werken nog kunnen verbeteren. Op de zitting heeft verweerder aangegeven dat het gaat om een WIA-uitkering met verkorte wachttijd en dat dit betekent dat herstel 100% moet zijn uitgesloten. Dat dit zo zou zijn, blijkt niet uit de stukken. Met de brief van 6 juli 2022 van de plastisch chirurg is namelijk onderbouwd dat er nog behandelingen mogelijk zijn en daarmee is herstel niet uitgesloten. Verweerder geeft verder aan dat de werknemer na het doorlopen van de reguliere wachttijd ook niet volledig arbeidsongeschikt is geacht. In het geval sprake zou zijn van duurzaamheid, dan zou nog geen sprake zijn van volledige arbeidsongeschiktheid en komt de werknemer ook op die grond niet in aanmerking voor een WIA-uitkering met verkorte wachttijd.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts b&b het niet eens is met de conclusie van de primaire verzekeringsarts dat er geen behandelmogelijkheden zijn en dat de klachten en beperkingen blijvend zouden zijn. Volgens de verzekeringsarts b&b volgt uit het verslag van de plastisch chirurg van 6 juli 2022 dat de werknemer eerst de spalken en handtherapie wilde proberen, maar dat er ook nog een mogelijkheid was van een injectie en operatie. De primaire verzekeringsarts heeft dit ten onrechte niet in de afweging betrokken. Bij een aanvraag voor verkorte wachttijd dient het herstel voor 100% uitgesloten te zijn. Door deze ingrepen zou een afname van pijnklachten kunnen worden bereikt en daarmee een verbetering van functie. De verzekeringsarts b&b vindt dus dat verbetering van de beperkingen niet uitgesloten kan worden. Omdat de aanvraag voor verkorte wachttijd op basis hiervan al moet worden afgewezen, komt de verzekeringsarts b&b verder niet toe aan aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst, ondanks dat hij de werknemer op een aantal punten aanvullend beperkt acht. De verzekeringsarts b&b geeft aan dat het voor toekomstige beoordelingen wel van belang is om te constateren dat de werknemer aanvullend beperkt is voor knijp- en grijpkracht met links, niet veelvuldig tillen, grove trillingsbelasting met de linkerhand en schroefbewegingen met grote kracht aan beide kanten.
4. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b hiermee voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat herstel niet voor 100% is uitgesloten en dat een afname van de pijnklachten een verbetering van handfunctie kan opleveren. Dat de plastisch chirurg zou hebben aangegeven dat met een injectie of operatie alleen tijdelijk de pijn wordt weggehaald maar dat de werknemer op de lange termijn meer last zal krijgen blijkt niet uit het dossier. Weliswaar staat dit in het huisartsenjournaal van 2 december 2022, maar dit staat onder de regel “S” en is de subjectieve weergave van het verhaal van de werknemer. In de brief van de handfysiotherapeut van 12 januari 2023 staat dat er geen specialistenbrief is maar dat de werknemer bij de handplastisch chirurg is geweest en dat die niet veel voor de werknemer kon betekenen. De rechtbank maakt hieruit op dat de handfysiotherapeut de informatie van de plastisch chirurg niet heeft gezien. De rechtbank ziet in deze informatie geen aanleiding om van het standpunt van de verzekeringsarts b&b af te wijken. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een externe expertise te laten verrichten omdat de rechtbank niet twijfelt aan het standpunt van de verzekeringsarts b&b.
Conclusie
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft bepaald dat de werknemer geen recht heeft op een WIA-uitkering met verkorte wachttijd.
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.