ECLI:NL:RBDHA:2025:14178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
09/111095-25, 09/295950-24 (tul) en 22/001140-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met oplegging van ISD-maatregel

Op 31 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 april 2025 in 's-Gravenhage goederen heeft weggenomen uit een Albert Heijn winkel. De verdachte, geboren in 1976 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal. Tijdens de zitting op 17 juli 2025 heeft de officier van justitie, mr. R.A. Kamphuis, gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.R. Rens, vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de goederen had weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen, wat door de rechtbank als bewezen werd beschouwd. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van de verdachte en de camerabeelden in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte de kassa had gepasseerd zonder te betalen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaren, gezien zijn strafblad en de ernst van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een stelselmatige dader is, met een hoog risico op recidive. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld, waarbij de bijzondere voorwaarden zijn komen te vervallen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht, die van toepassing zijn op het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/111095-25, 09/295950-24 (tul) en 22/001140-23 (tul)
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.A. Kamphuis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Rens naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2025 te 's-Gravenhage wijn, chocolade, eieren, koffie, fruit en noten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, locatie: Stationsplein 75, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat het oogmerk op de wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500-2025115854, van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 35).
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 9 april 2025, voor zover inhoudende (p. 5):
Plaats delict : Stationsplein 75 te 's-Gravenhage (Albert Heijn)
Pleegdatum : woensdag 9 april 2025
De verdachte(n) passeerde(n) de kassa zonder de goederen ter betaling aan te bieden. meneer had alles gescand bij de zelfscan en is gelijk doorgelopen zonder te betalen. De volgende goederen zijn bij de diefstal weggenomen: roodmelange, scharrel ei, ah cashew, citroen, orri mandari, verkade wit, ah wijntap. De totale verkoopwaarde van de weggenomen goederen is €45,32.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 april 2025, voor zover inhoudende (p. 14):
Ik zag dat de persoon verschillende goederen aanbood bij de zelfscankassa en scande. Ik zag vervolgens dat de persoon deze goederen in een blauwe Albert Heijn tas deed. Ik zag dat de persoon op het scherm van de zelfscankassa een menu opende waarop je losse producten kan kiezen. Ik zag dat de persoon meerdere keren om zich heen keek. Ik zag dat de persoon een telefoon pakte en bij het pinautomaat hield. Ik zag dat het scherm nog steeds op het menu stond om een los product te kiezen. Ik weet dat je op dit moment nog niet kan betalen. Ik zag dat de persoon vervolgens met de goederen wegliep van de zelfscankassa.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 juli 2025, voor zover inhoudende:
Ik was op 9 april 2025 in de Albert Heijn. In de winkelmand had ik eieren, koffie, wijn, chocolade, cashews en een citroen. Ik wist dat ik niet had betaald toen ik met de boodschappen door het poortje liep.
4. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 17 juli 2025:
De rechtbank heeft ter zitting de camerabeelden getoond met de bestandsnamen “Beelden achterzijde” en “Beelden uitgang”, waarop de verdachte te zien is bij de zelfscankassa’s. Op deze beelden is niet te zien dat de verdachte bij het scannen van de boodschappen en bij het passeren van het poortje een winkelmedewerker heeft aangesproken. Op de beelden is te zien dat de verdachte bij het passeren van het poortje zijn ogen gericht had op het scherm van zijn telefoon.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte boodschappen in een tas heeft gestopt en vervolgens het poortje van de zelfscankassa heeft gepasseerd zonder af te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat daarmee sprake is van een voltooide diefstal.
De rechtbank acht – anders dan de verdediging – ook bewezen dat de verdachte het oogmerk op de wederrechtelijke toe-eigening had. De verdachte heeft zeer wisselende verklaringen afgelegd over het weglopen zonder af te rekenen. Aanvankelijk heeft de verdachte verklaard dat hij dacht dat hij had betaald. Later is de verdachte daarop teruggekomen en heeft hij verklaard dat hij wel wist dat hij niet had betaald, maar dat hij zelf een medewerker erbij had gehaald om aan te geven dat hij (een deel van) de boodschappen wilde betalen met het contante geld dat hij bij zich had. Deze verklaring acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat de verdachte bij de zelfscankassa schichtig om zich heen keek en dat hij de daar aanwezige winkelmedewerkster niet heeft aangesproken. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte bij het passeren van het poortje met de boodschappen op het scherm van zijn telefoon keek, terwijl de batterij – naar eigen zeggen van de verdachte – leeg was en dat hij pas is gestopt nadat hij door de winkelmedewerkster werd aangesproken. De verklaring van de verdachte dat hij deze winkelmedewerkster niet heeft gezien en dat hij zelf de beveiliger bij de poortjes heeft aangesproken blijkt niet uit de camerabeelden en acht de rechtbank daarom ongeloofwaardig. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat het oogmerk ontbreekt.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 9 april 2025 te 's-Gravenhage wijn, chocolade, eieren, koffie, fruit en noten, die aan Albert Heijn, locatie: Stationsplein 75, toebehoorden
,heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en
gecursiveerdweergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd, met bijzondere voorwaarden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal. Dit levert voor de slachtoffers en de maatschappij schade en overlast op en is daardoor een hinderlijk strafbaar feit.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 juli 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte zich in de afgelopen jaren veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan het plegen van vermogens- en geweldsdelicten, waaronder meerdere winkeldiefstallen. Ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit liep de verdachte in een proeftijd van een eerder gepleegde diefstal. Daarnaast liep hij in een proeftijd van een eerder gepleegde mishandeling.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de gemotiveerde rapporten van de reclassering, waarin de reclassering heeft geadviseerd over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de
ISD-maatregel voor de verdachte. De rapporten van 22 april 2025 en 2 juli 2025 zijn opgemaakt en ondertekend door respectievelijk [naam 1] en [naam 2] . De reclassering ziet vanwege de hoge risico’s op recidive en onttrekking geen mogelijkheden voor een traject in een voorwaardelijk kader en adviseert om aan de verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Uit de rapporten komt naar voren dat sprake is van hardnekkige verslavingsproblematiek, waarbij de verdachte ambivalent staat tegenover gedragsverandering en weinig zelfinzicht toont. Hoewel de verdachte zich eerder na een klinische opname enkele maanden heeft onthouden van het gebruiken van alcohol, is hij nadien toch weer teruggevallen. Aan een daarna aangeboden vrijwillig klinische detox wilde de verdachte niet meewerken. Begin 2025 is geprobeerd om een ambulante behandeling op te starten, maar deze is afgesloten nadat de verdachte niet gemotiveerd leek en meermaals niet op afspraken kwam.
De op te leggen maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de vereisten van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal. Dit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Ook is de verdachte, zo blijkt uit zijn strafblad, in de vijf jaren voorafgaand aan onderhavig feit ten minste driemaal onherroepelijk wegens een misdrijf veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf. Deze straffen zijn volledig ten uitvoer gelegd. Het bewezenverklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op de uitgebreide justitiële documentatie en het door de reclassering ingeschatte hoge risico op recidive moet er bovendien ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte in de toekomst opnieuw een misdrijf zal begaan waarbij de veiligheid van personen of goederen in het geding is. Ook is er een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van de reclassering van minder dan één jaar voor de zittingsdatum waarin de reclassering adviseert de verdachte bij veroordeling een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank overweegt verder dat de verdachte voldoet aan de definitie van ‘stelselmatige dader’, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. De rechtbank stelt op basis van het strafblad van de verdachte vast dat hij een ‘zeer actieve veelpleger’ in de zin van voornoemde richtlijn is, omdat er over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, teruggerekend vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk is. De rechtbank acht het van belang om, gezien de vele delicten die de verdachte de laatste jaren heeft gepleegd, de samenleving te beschermen tegen het delictgedrag van de verdachte. Verder onderschrijft de rechtbank de constatering van de reclassering dat een strikt kader noodzakelijk is om de verdachte te motiveren tot structurele gedragsverandering. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij graag hulp wil bij de aanpak van zijn alcoholverslaving. Deze hulp kan binnen de ISD-maatregel middels een gefaseerd en gestructureerd programma worden geboden.
Om de maatregel zoveel mogelijk kans van slagen te geven, vindt de rechtbank het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om deze ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel. Op deze wijze kan de verdachte bij terugval of ontregeling weer teruggeplaatst worden om een nieuw plan van aanpak op te stellen.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vorderingen van de officier van justitie
Parketnummer 09/295950-24
De officier van justitie heeft bij vordering van 6 juni 2025 gevorderd dat de bij parketnummer 09/295950-24 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 25 september 2024 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van tien dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om de in die zaak opgelegde bijzondere voorwaarden te laten vervallen en de vordering voor het overige af te wijzen.
Parketnummer 22/001140-23
De officier van justitie heeft bij vordering van 6 juni 2025 gevorderd dat de bij parketnummer 22/001140-23 door het gerechtshof te Den Haag op 12 februari 2024 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om deze vordering af te wijzen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om beide vorderingen af te wijzen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zal opleggen, zal zij de vorderingen tot tenuitvoerlegging in zoverre toewijzen, dat de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden komen te vervallen. Voor het overige zal de rechtbank de vorderingen afwijzen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
legt de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (TWEE) JAREN;
vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 09/295950-24
wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, voor zover het betreft het laten vervallen van de opgelegde bijzondere voorwaarden, en wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af;
vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 22/001140-23
wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. Nomen, voorzitter,
mr. J.A. van Steen, rechter,
mr. G.A. van Essen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. van Egmond, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 juli 2025.