ECLI:NL:RBDHA:2025:14190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
09/116427-25 en 09/080081-25 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met oplegging van ISD-maatregel

Op 31 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 april 2025 in Zoetermeer een muffin, Snickers, een blik Coca Cola, een blik Redbull en Barebells Soft heeft gestolen uit een Jumbo filiaal. De verdachte, geboren in 2001 en op dat moment gedetineerd, heeft tijdens de zitting op 17 juli 2025 een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, wat wettig en overtuigend is bewezen. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, gezien de recidive en de ernst van het feit. De verdediging heeft verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte voldoet aan de voorwaarden voor deze maatregel. De rechtbank heeft ook het strafblad van de verdachte in overweging genomen, waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft uiteindelijk de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd, zonder tussentijdse toetsing, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/116427-25 en 09/080081-25 (tul)
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [locatie] aan de [adres] , [plaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting 17 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.A. Kamphuis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.G.P. Glas naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2025 te Zoetermeer een muffin en/of een Snickers en/of
een blik Coca Cola en/of een blik Redbull en/of Barebells Soft, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo (filiaal Middelwaard), in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het ten laste gelegde feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025122218, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 29).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 juli 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens Jumbo, opgemaakt op 14 april 2025 (p. 5).
3.2.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 14 april 2025 te Zoetermeer een muffin en een Snickers en
een blik Coca Cola en een blik Redbull en Barebells Soft, die aan Jumbo (filiaal Middelwaard), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich
wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van de maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd, dan verzoekt de raadsman de rechtbank in haar vonnis op te nemen dat de noodzaak van de opgelegde ISD-maatregel tussentijds, een jaar na de aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, zal worden getoetst.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dat is een hinderlijk feit, waarvan winkeliers en de maatschappij schade en overlast ondervinden. Met het plegen van dit feit heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van anderen.
Strafblad
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 27 juni 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte in korte tijd herhaaldelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 9 juli 2025. De reclassering adviseert dat bij een veroordeling aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd.
De reclassering schat het risico op recidive en op onttrekken aan voorwaarden in als hoog. Er zijn meerdere risicofactoren aanwezig die daarop van invloed zijn. De verdachte heeft geen inkomen uit arbeid of uitkering en kan daardoor niet voorzien in zijn dagelijkse levensbehoeftes, waardoor de verdachte vermogensdelicten pleegt. Het middelengebruik van de verdachte speelt daar ook een rol in, omdat hij zijn gebruik niet kan bekostigen. Daarnaast zorgt het middelengebruik van de verdachte voor (nog meer) psychische instabiliteit, waarmee het recidiverisico oploopt. De verdachte heeft geen spijt van eerder delictgedrag en geeft aan direct weer delicten te zullen plegen als hij uit detentie komt.
Ter terechtzitting is [naam 2] als deskundige gehoord. De deskundige heeft toegelicht dat de verdachte op het gebied van behandelingen nergens voor openstaat, maar dat de reclassering van oordeel is dat de verdachte wel behandeld moet worden gelet op het recidiverisico. De reclassering ziet daarom geen andere optie dan het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Maatregel
De rechtbank stelt vast dat de verdachte voldoet aan alle voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals bepaald in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Er is een vordering van het Openbaar Ministerie tot oplegging van de ISD-maatregel. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Ook is hij in de vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel veroordeeld, terwijl het in dit vonnis bewezenverklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet, gelet op het reclasseringsadvies en het strafblad van de verdachte, ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan waarbij de veiligheid van personen of goederen in het geding is.
De verdachte voldoet naast deze wettelijke vereisten ook aan de definitie van ‘zeer actieve veelpleger’ uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers. Tegen de verdachte zijn in de afgelopen vijf jaar processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de datum van het laatst gepleegde feit.
De reclassering heeft gerapporteerd dat de hierboven genoemde aanwezige risicofactoren bij de verdachte ervoor zorgt dat geen gedragsverandering wordt bereikt. De verdachte heeft daartoe ook geen motivatie. De verdachte staat niet open voor behandeling om gedragsverandering te bewerkstelligen. Reclasseringstoezichten in het verleden hebben niet geleid tot gedragsverandering. Zonder (langdurige) doorbreking van het delict- en gedragspatroon van de verdachte is de kans groot dat de verdachte op korte termijn weer zal recidiveren. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen reëel alternatief is voor de oplegging van een ISD-maatregel. Daarnaast kan de ISD-maatregel door middel van een gefaseerd en gestructureerd programma een bijdrage leveren aan het oplossen van de problemen van de verdachte om zo ook herhaling van delictgedrag na afloop van de ISD-maatregel te voorkomen.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar passend en geboden. Voor een optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om de verdachte gelegenheid te geven aan zijn problematiek te werken, acht de rechtbank het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel.
De rechtbank zal anders dan verzocht door de raadsman van de verdachte niet in haar vonnis op te nemen dat de noodzaak van de opgelegde ISD-maatregel tussentijds zal worden getoetst. De rechtbank acht dit niet zinvol, omdat de rechtbank zich slechts kan uitlaten over de beëindiging en voorzetting van de ISD-maatregel en niet over de feitelijke uitvoering en inhoud van de ISD-maatregel, aangezien dit onder de verantwoordelijkheid van de directeur van de inrichting valt en tegen beslissingen van die directeur in het kader van die ISD-maatregel de mogelijkheid tot beklag open staat. Bovendien kan de verdachte zelf om een tussentijdse toets verzoeken.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot afwijzing van het openbaar ministerie in haar vorderingen tot tenuitvoerlegging van de bij parketnummer 09/080081-25, door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 17 maart 2025 voorwaardelijke opgelegde straf van 7 dagen gevangenisstraf wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
Ten aanzien van de genoemde voorwaardelijke straf is namelijk al een bevel tot tenuitvoerlegging gegeven bij beslissing van de politierechter van de rechtbank Den Haag van 9 april 2025 met parketnummer 09/091292-25 en de voorwaardelijke straf is inmiddels ten uitvoer gelegd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen andersluidend standpunt ingenomen dan de officier van justitie wat betreft de vordering tot tenuitvoerlegging.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij parketnummers 09/080081-25 opgelegde voorwaardelijke straf af, aangezien al op 9 april 2025 door de politierechter van de rechtbank Den Haag een bevel tot tenuitvoerlegging is gegeven en de voorwaardelijke straf inmiddels ten uitvoer is gelegd.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.2 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
legt de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur
van 2 (TWEE) JAREN;
wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij parketnummer 09/080081-25 opgelegde voorwaardelijke straf af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A. van Essen, voorzitter,
mr. J.A. van Steen, rechter,
mr. W.J. Nomen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. van Egmond, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 juli 2025.