ECLI:NL:RBDHA:2025:14194

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
09-120600-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het bezit van een rugtas met cocaïne, bewezenverklaring van het bezit van 0,5 gram cocaïne

Op 31 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 april 2025 in Rijswijk een zwarte rugtas met cocaïne in de struiken heeft aangetroffen, maar kon niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte deze rugtas daadwerkelijk voorhanden heeft gehad. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het bezit en vervoer van de rugtas met cocaïne. Echter, het bezit van een balletje aluminiumfolie met daarin 0,5 gram cocaïne werd wel bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 93 dagen, met aftrek van het voorarrest, en oordeelde dat de ernst van het feit en de recidive van de verdachte een onvoorwaardelijke straf vereisten. De rechtbank weigerde de verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto, omdat er onvoldoende verband was tussen de auto en het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-120600-25
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
BPR-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.H.N. van Hees en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Reisinger naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 18 april 2025 te Rijswijk opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4.181,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, voor zover het betreft het vervoer en/of bezit van een rugtas met daarin cocaïne.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot het vervoer en/of bezit van een rugtas met daarin drie rechthoekige transparante blokken (met een bruto gewicht van respectievelijk 1006,0 gram, 1079,4 gram en 1082,6 gram) en een transparante vacuümzak met meerdere brokken (met een bruto gewicht van 1013,6 gram), die alle positief testten op cocaïne, van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat op 18 januari 2025 in de struiken net voor de kruising tussen de Sammersweg en de Schaapweg te Rijswijk een zwarte rugtas is aangetroffen met daarin vier pakken met cocaïne. Eveneens blijkt uit het dossier dat de verdachte volgens de verbalisanten niet ver van deze plek uit de struiken is komen lopen, volgens zijn eigen verklaring nadat hij daar was gaan plassen. Geen van de verbalisanten heeft echter verklaard de verdachte - bij dan wel na het verlaten van zijn auto (een Volkswagen Up!) - te hebben gezien met een rugtas. Een aanwezige getuige heeft tegen de verbalisanten verklaard dat de bestuurder van de Volkswagen Up! geheel in het donker gekleed was en een rugtas droeg en was weggerend in de richting van de Sammersweg. Maar nadat de verdachte terug was gekomen uit de struiken, is diezelfde getuige gevraagd of dit de bestuurder was, waarop deze antwoordde dat dit hem niet was omdat hij een rugtas om zou moeten hebben (proces-verbaal van bevindingen van 18 april 2025, PL1500-2025127667-7, p. 1). Dit betekent dat deze getuige de verdachte niet heeft herkend als de persoon met de rugtas. Deze getuige is, ondanks pogingen daartoe, later niet meer aangetroffen om een nadere verklaring af te leggen. Voorts is uit nader onderzoek naar de rugtas niet gebleken dat deze sporen bevatte die zijn te herleiden tot de persoon van de verdachte.
Op grond van het vorenstaande, en het overige in het dossier in aanmerking genomen, heeft de rechtbank niet buiten gerede twijfel kunnen vaststellen dat de verdachte de in de struiken gevonden zwarte rugtas met daarin verdovende middelen daadwerkelijk voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal de verdachte daarom in zoverre vrijspreken van hetgeen hem wordt verweten.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het bij de fouillering van de verdachte aangetroffen balletje van aluminiumfolie met daarin 0,5 gram van een wit poeder, waarvan later is vastgesteld dat dit cocaïne bevatte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte het bezit daarvan niet heeft ontkend.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 18 april 2025 te Rijswijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5 De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat - als het al tot een bewezenverklaring kan komen - de eis van de officier van justitie (veel) te hoog is.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid verdovende middelen, zijnde cocaïne. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs. Niet zelden leidt de verkoop en het gebruik van drugs tot andere vormen van criminaliteit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 juli 2025. Hieruit volgt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar twee keer eerder onherroepelijk is veroordeeld tot aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor Opiumwetdelicten. Die forse straffen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden nogmaals in de fout te gaan. Dit gegeven legt bij het bepalen van de strafmaat veel gewicht in de schaal, in het nadeel van de verdachte.
Gelet op de ernst van het feit en de hiervoor bedoelde recidive kan in dit geval niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De gevangenisstraf die de officier van justitie heeft gevorderd acht de rechtbank evenwel niet op zijn plaats. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zij de verdachte, zoals hiervoor overwogen, zal vrijspreken van het bezit en vervoer van (afgerond) vier kilogram cocaïne.
De rechtbank is niettemin, alles overwegende, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 93 dagen, met aftrek van voorarrest, gepast en geboden is.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de in beslag genomen en aan verdachte toebehorende Volkswagen Up! met kenteken [kenteken] (hierna te noemen: de auto).
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen auto aan de verdachte moet worden teruggegeven.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan in onvoldoende mate gesproken worden van enig door artikel 33, eerste lid, Wetboek van Strafrecht vereist verband tussen de voornoemde auto en het bewezenverklaarde feit. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de auto verbeurd te verklaren. Deze dient dan ook aan de verdachte te worden teruggegeven.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9 De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 93 dagen;
bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht (93 dagen);
het inbeslaggenomen goed
De rechtbank gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de verdachte, te weten:
1 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: Bouwjaar 2015, Zwart, merk: Volkswagen), voorwerpnummer 3313629
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.G. Egter van Wissekerke, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. L. Anemaet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. van Egmond, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 juli 2025.
Bijlage I: bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025127713, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 112).
1. Het proces-verbaal van bevindingen , opgemaakt op 18 april 2025, voor zover inhoudende (p. 25):
Aangekomen op het politiebureau Delft hoorde ik mijn collega vragen of [de verdachte] zijn zakken leeg wilde maken. Ik zag dat hij meerdere voorwerpen uit zijn zakken haalde en op de balie legde. Ik zag hiertussen ook een balletje van aluminiumfolie. Ik zag dat mijn collega, [verbalisant 1] het balletje openvouwde. Ik zag dat er witte poeder in het balletje zat.
2. Het proces-verbaal van bevindingen , opgemaakt op 18 april 2025, voor zover inhoudende (p. 37):
Op vrijdag 18 april 2025 omstreeks 21:00 uur was ik, verbalisant [verbalisant 2] , zijnde agent van politie-eenheid Den Haag, belast met de recherchetaken van de afdeling Veel Voorkomende Criminaliteit op politiebureau Delft.
Ik was belast met het onderzoek naar een verdenking van overtreding van de Opiumwet gepleegd op vrijdag 18 april 2025.
Bij de fouillering van de verdachte was een aluminiumbolletje met wit poeder, vermoedelijk verdovende middelen, aangetroffen.
Aluminiumbolletje
Bruto gewicht: 0.9 gram
Substantie: Ik zag dat het goed een witkleurig poeder betrof.
Algemene test: Ik zag dat de test een oranjekleurige uitslag gaf, wat een indicatie
aangeeft van 'Cocaïne/Crack'.
Cocaïne test: Ik zag dat de test een blauwkleurig uitslag gaf, wat een indicatie
aangeeft van 'Cocaïne/Crack'
Goednummer: PL1500-2025127667-3313659
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
Object: Verdovende mid (Cocaine Crack)
Aantal: 1 stuks
Totale hoeveelheid: 0,9 g
Bijzonderheden: Bolletje aluminium papier met wit poeder erin
3. Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 25 april 2025, in aanvullend procesdossier B (proces-verbaalnummer 250422-1019-331), voor zover inhoudende (p. 3):
Kenmerken goed
Uniek Voorwerp Nummer: AASY0470NL
BVH Goednummer: 3313659
Object omschrijving: Een papieren wegwerpbordje met daarop een aluminium bolletje met hierin wit poeder
Kleur: Wit
Aantal: 1
Nettogewicht: 0,5 gram
Categorie: Goed
4. Rapport NFIDENT van 25 april 2025, in aanvullend procesdossier B (proces-verbaalnummer 250422-1019-331), voor zover inhoudende (p. 14):
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
AASY0470NL poeder, wit, uit 0,5 gram; aantal bemonsteringen
in onderzoek: één
Aanvullende informatie: bevat cocaïne