ECLI:NL:RBDHA:2025:14205
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die van mening was dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister ontving de aanvraag op 2 januari 2024 en had volgens de wet binnen zes maanden moeten beslissen. Eiser heeft de minister op 9 april 2025 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, wat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet is toegestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn aanvankelijk had verlengd, maar deze verlenging was later ingetrokken, waardoor de oorspronkelijke termijn van zes maanden weer van toepassing was.
De rechtbank heeft eerder op 26 juni 2025 uitspraak gedaan op een ander beroep van eiser, waarbij de minister was opgedragen om binnen acht weken een nader gehoor af te nemen en een besluit te nemen op de aanvraag. Aangezien de rechtbank al een nadere beslistermijn had opgelegd, had eiser geen procesbelang meer bij de beoordeling van het huidige beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier A.W. van Eerden.