Uitspraak
[eiser] , eiser en verzoeker, hierna: eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van eiser, een Ugandese man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 5 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 28 mei 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Tijdens de zitting op 10 juli 2025 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de verweerder aanwezig geweest.
Eiser stelt dat hij vreest voor problemen in Uganda vanwege zijn homoseksuele gerichtheid. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eisers homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig is, omdat hij zijn verklaringen niet heeft onderbouwd met objectieve documenten. De rechtbank wijst erop dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn relaties en dat hij niet tijdig asiel heeft aangevraagd. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Uganda een gegronde vrees heeft voor vervolging.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag van eiser op goede gronden als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft geen aanleiding gegeven voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.