ECLI:NL:RBDHA:2025:14224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
NL25.24910 (beroep) en NL25.24911 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Ugandese nationaliteit op basis van geloofwaardigheidsbeoordeling van homoseksuele gerichtheid

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van eiser, een Ugandese man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 5 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 28 mei 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Tijdens de zitting op 10 juli 2025 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de verweerder aanwezig geweest.

Eiser stelt dat hij vreest voor problemen in Uganda vanwege zijn homoseksuele gerichtheid. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eisers homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig is, omdat hij zijn verklaringen niet heeft onderbouwd met objectieve documenten. De rechtbank wijst erop dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn relaties en dat hij niet tijdig asiel heeft aangevraagd. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Uganda een gegronde vrees heeft voor vervolging.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag van eiser op goede gronden als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft geen aanleiding gegeven voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.24910 (beroep) en NL25.24911 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser en verzoeker, hierna: eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong)
.

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser.
1.1.
Eiser heeft op 5 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend in Nederland. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 mei 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.2.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 10 juli 2025 gezamenlijk op zitting behandeld. Aan deze zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, V. Bolt als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1993 en heeft de Ugandese nationaliteit. Ondanks een geaccepteerde Dublinclaim, is eiser niet tijdig overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten en is eiser op 30 november 2023 bericht dat hij in de nationale asielprocedure zal worden opgenomen. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Uganda vreest voor problemen vanwege zijn gestelde homoseksuele gerichtheid.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Volgens verweerder bevat eisers asielrelaas twee asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele gerichtheid.
3.1.
Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder vindt eisers homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig. Redengevend daarvoor is dat eiser zijn verklaringen niet heeft onderbouwd met objectieve documenten die zijn asielmotief volledig onderbouwen. Ook tegengeworpen is dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. [2]
Daarnaast werpt verweerder eiser tegen dat hij zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en hij daarvoor geen goede verklaring heeft. [3] Verweerder vindt verder dat eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd. [4]
Op grond van de geloofwaardig geachte elementen heeft eiser geen gegronde vrees of ernstige schade aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft eisersasielaanvraag vervolgens afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser een vervalste identiteitskaart heeft overgelegd [5] , hij kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn homoseksuele gerichtheid [6] en hij niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was. [7] Aan eiser is daarom een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn, gericht op vertrek naar Uganda, en ook een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig heeft gevonden. Eiser heeft tijdens de gehoren duidelijk uitgelegd hoe hij achter zijn homoseksuele gerichtheid is gekomen en welke gevoelens en relaties hij heeft gehad. Eiser heeft ook uitgelegd dat hij onder druk van zijn familie heeft samengewoond met een vrouw en mogelijk een kind met haar heeft gekregen. Verweerder werpt verder ten onrechte tegen dat eiser probleemloos in Uganda heeft verbleven, nu hij in deze periode zat ondergedoken bij [naam 1] . Eiser wijst verder op een zin uit het voornemen dat hij deels geslaagd is in het verklaren over zijn gevoelens en gedachten over zijn gerichtheid. Nu hij actief is binnen de LHBTI-gemeenschap in Nederland en dit in beroep heeft onderbouwd met foto’s van deelname aan evenementen, een derden-verklaring van het COC en een eigen verklaring moet de geloofwaardigheidsbeoordeling in zijn voordeel uitvallen. Eiser is ten onrechte niet geloofwaardig geacht in zijn homoseksuele gerichtheid en loopt bij terugkeer naar Uganda risico op schending van artikel 3 van het EVRM [8] en artikel 4 van het Handvest [9] .
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en zal dit oordeel hieronder uitleggen.
De geloofwaardigheidsbeoordeling
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn homoseksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft tegengeworpen dat eisers verklaringen tegenstrijdig en wisselend zijn. Zo heeft eiser wisselend verklaard over de man met wie hij een relatie had, de gebeurtenis waarbij hij in een kerk werd betrapt met een man, de manier waarop hij gevlucht is, de woning waar hij verbleef na afloop van zijn betrapping en de rol van [naam 1] . Eiser heeft dit niet bestreden. Verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat eiser weliswaar heeft verklaard over zijn negatieve gevoelens rondom zijn homoseksualiteit, maar dat hij er niet in is geslaagd om zijn gevoelens voor mannen concreet te maken. Verweerder mocht eiser tegenwerpen dat hij heeft tegenstrijdig en wisselend verklaard over zijn relaties. Zo heeft eiser tegenstrijdig verklaard over hoeveel keer hij is betrapt in een kerk met een man en over de naam en afkomst van zijn partner. Eisers beroepsgrond dat hij wel duidelijk heeft verklaard over zijn verschillende relaties, is niet nader onderbouwd en kan daarom niet leiden tot een ander oordeel. Ten aanzien van zijn relatie met [naam 2] en zijn gestelde kind [naam 3] heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat eiser pas in het nader gehoor naar voren heeft gebracht dat hij traditioneel getrouwd is met [naam 2] in 2021 en dat zijn kind is geboren in mei 2022, terwijl hij in zijn aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij ongehuwd is en geen kinderen heeft. Met betrekking tot eisers kennis van de positie van de LHBTI-gemeenschap in Nederland, heeft verweerder kunnen overwegen dat eisers activiteiten in Nederland en zijn kennis van Nederlandse belangenorganisaties niet opwegen tegen de tegenstrijdigheden in zijn verhaal en de oppervlakkigheid van zijn verklaringen.
6.1.
Eiser heeft in beroep weliswaar een aantal foto’s, vier flyers, een verklaring van het COC en een eigen verklaring overgelegd waaruit blijkt dat hij heeft deelgenomen aan LHBTI-evenementen, maar verweerder heeft op zitting het standpunt ingenomen dat dit slechts ondersteunend bewijs is en niet voldoende is om de tegenstrijdigheden over zijn asielrelaas weg te nemen. Verweerder heeft eiser mogen tegenwerpen dat de stukken onvoldoende zijn om zijn homoseksuele gerichtheid aannemelijk te maken en de tegenstrijdigheden en oppervlakkigheden in het asielrelaas daarmee niet zijn weggenomen.
6.2.
Verder heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij voor zijn vertrek uit Uganda ongeveer twee tot drie maanden ondergedoken heeft gezeten. Verweerder heeft mogen vinden dat het niet plausibel is dat eiser probleemloos in Uganda kon verblijven, identiteitspapieren kon aanvragen, hij zonder problemen langs de autoriteiten op de luchthaven is gekomen en hij legaal uit Uganda is gereisd terwijl hij werd gezocht door zijn vader en de politie voor een feit dat in Uganda zwaar wordt bestraft. De stelling van eiser dat hij bij [naam 1] zat ondergedoken strookt niet met het feit dat hij twee tot drie maanden voor zijn vertrek zijn identiteitskaart en paspoort zonder problemen heeft verkregen.
6.3.
Verder heeft verweerder eiser tegengeworpen dat hij zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en hij daarvoor geen goede verklaring heeft gegeven. Ook heeft verweerder tegengeworpen dat eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd, nu hij een vervalste identiteitskaart met een afwijkende geboortedatum heeft overgelegd en hij wisselend heeft verklaard over deze identiteitskaart. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom hij dit heeft tegengeworpen. Eiser heeft hier niets tegen in gebracht.
Risico bij terugkeer
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij een terugkeer naar Uganda een gegronde vrees heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt. De beroepsgronden slagen niet.
Kennelijk ongegrond
8. Gelet op al het voorgaande mocht verweerder eisers aanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft in beroep niet bestreden dat verweerder de aanvraag niet als kennelijk ongegrond heeft mogen afwijzen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond. Ook het terugkeerbesluit en het inreisverbod voor twee jaar blijven in stand.
10. Omdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De verzenddatum van deze uitspraak ziet u hierboven vermeld.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, e, en h van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw.
3.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d van de Vw.
4.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder e van de Vw.
5.Artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, onder c van de Vw.
6.Artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, onder e van de Vw.
7.Artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, onder h van de Vw.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
9.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.