ECLI:NL:RBDHA:2025:14279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/687207 / JE RK 25-1099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke machtiging tot gesloten jeugdhulp voor minderjarige met hechtings- en stemmingsproblematiek

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 juli 2025, is een voorwaardelijke machtiging verleend voor de uit huis plaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De zaak betreft de minderjarige, geboren in 2009, die onder toezicht is gesteld en kampt met hechtingsproblematiek, bedreigde persoonlijkheidsproblematiek en stemmingsproblematiek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], in een onveilige situatie verkeert en dat haar ontwikkeling ernstig belemmerd wordt door de huidige omstandigheden. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, om de minderjarige uit huis te plaatsen. De kinderrechter heeft de noodzaak van jeugdhulp onderstreept, gezien de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [minderjarige]. Tijdens de zitting is gebleken dat er zorgen zijn over de dynamiek tussen de ouders en de minderjarige, en dat er recentelijk een handgemeen heeft plaatsgevonden. De kinderrechter heeft besloten dat de voorwaardelijke machtiging tot gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om te waarborgen dat [minderjarige] de benodigde hulp ontvangt en om te voorkomen dat zij zich aan deze hulp onttrekt. De kinderrechter heeft voorwaarden gesteld aan de machtiging, waaronder het vermijden van fysieke agressie en het naleven van afspraken omtrent de hulpverlening. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/687207 / JE RK 25-1099
Datum uitspraak: 16 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. B.S. van Haeften te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het hulpverleningsplan van 8 mei 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 20 juni 2025;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 7 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [minderjarige] met haar advocaat;
  • de moeder bijgestaan door een tolk;
  • de vader bijgestaan door een tolk.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover – in aanwezigheid van haar advocaat – een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 januari 2025 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 22 januari 2026 en een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 22 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een voorwaardelijke machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] is gediagnosticeerd met hechtingsproblematiek, bedreigde persoonlijkheidsproblematiek, en stemmingsproblematiek. Daarnaast heeft zij vermoedelijk meerdere trauma’s. Begin april 2025 is [minderjarige] aangemeld bij de Waag voor individuele ambulante schematherapie. Hiervoor staat zij nog op de wachtlijst. Op [instelling] is gezien dat [minderjarige] zich graag goed wil gedragen, maar dat zij ook op zoek gaat naar sensatie uit verveling en als manier om met haar emoties om te gaan. Hierdoor hebben er op de groep verschillende incidenten plaatsgevonden. Zo had [minderjarige] op een keer aceton in het avondeten gedaan, omdat zij het eten niet lustte. Haar groepsgenoten waren daar heel boos over, wat leidde tot een vechtpartij. [minderjarige] heeft steeds meer inzicht in haar gedrag en de triggers. [instelling] is niet een hele goede plek voor haar. Er zijn te veel prikkels. Geadviseerd is om [minderjarige] weer thuis te plaatsen, omdat zij in een rustigere omgeving beter toe kan komen aan behandeling. In januari 2025 is gestart met MDFT-therapie waar de moeder en [minderjarige] zich goed voor inzetten. Het verlof naar huis is daarna steeds meer uitgebreid totdat [minderjarige] met een geschorste machtiging tot gesloten jeugdhulp op 9 mei 2025 thuis is geplaatst. In de MDFT-therapie wordt er gewerkt aan de manier waarop [minderjarige] en de moeder communiceren, en worden hun discussies besproken. Het lukt om escalaties te voorkomen. Het is nog lastig voor de vader en de moeder om een zelfde opvoedingsstijl te hanteren. Gezien wordt dat [minderjarige] probeert om zich aan de voorwaarden te houden en de juiste keuzes te maken. Zo heeft [minderjarige] het contact met de 35-jarige man verbroken. Zij is met behulp van haar ambulant begeleider tot het inzicht gekomen dat deze man geen juiste intenties had.
3.3.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek ter zitting nader toegelicht. Er komt twee keer per week vanuit [instelling] een medewerker voor de MDFT-therapie en een keer per week een ambulant begeleider. Er wordt met de hulpverlening hard gewerkt om het thuis zo veilig mogelijk te maken en te houden. Positief is dat [minderjarige] aangifte heeft gedaan tegen de 35-jarige man. Er zijn nog wel zorgen over de dynamiek tussen de moeder en [minderjarige] en de ruzies die zij hebben. Afgelopen weekend heeft er voor het eerst een handgemeen plaatsgevonden tussen de moeder en [minderjarige] . Het is daarom belangrijk dat [minderjarige] zich aan de voorwaarden houdt en dat de mogelijkheid van een gesloten plaatsing als stok achter de deur fungeert. Mocht het thuis echt niet goed gaan, dan zal [minderjarige] eerst op [instelling] worden geplaatst om tijdelijk veiligheid en rust te creëren, en zal er worden gezocht naar een andere plek voor een langere termijnplek. De gecertificeerde instelling acht het bovendien van belang dat de vader betrokken raakt bij de MDFT-therapie. Tot nu toe was het voor de MDFT-therapeut lastig om in contact te komen met de vader.
3.4.
De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 8 mei 2025 de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Ook is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat als de voorwaardelijke machtiging wordt omgezet, er een intakegesprek zal plaatsvinden bij [instelling] waarbij er in overleg met [minderjarige] en haar ouders maatwerkafspraken worden gemaakt over vrijheidsbeperkende maatregelen die binnen het wettelijk kader vallen. Op dit moment gelden er geen vrijheidsbeperkende maatregelen. De kinderrechter heeft onder de aandacht gebracht dat het hulpverleningsplan voor de voorwaardelijke machtiging slechts één handtekening bevat, terwijl zowel de ouders als [minderjarige] het plan moeten ondertekenen. De gecertificeerde instelling heeft toegezegd het hulpverleningsplan mét zowel de handtekening van beide gezaghebbende ouders als van [minderjarige] na te sturen aan de belanghebbenden en de rechtbank.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [minderjarige] is ingestemd met het verzochte. [minderjarige] voelt zich bij de moeder thuis veiliger dan op de groep en het gaat thuis goed. [minderjarige] heeft het Ingang traject afgerond en mag na de zomer beginnen op het ROC Mondriaan met een mbo-niveau 1 opleiding. [minderjarige] kijkt hier erg naar uit. Zij is daarnaast van plan om een bijbaan te zoeken. [minderjarige] heeft meer rust in haar hoofd en met behulp van de MDFT-therapie gaat het steeds beter. [minderjarige] zou het fijn vinden als de vader ook bij de MDFT-therapie betrokken zou worden, zodat hij ook duidelijk weet wat de regels zijn. Dit is helpend voor haar. Als er thuis discussies zijn, worden deze doorgesproken tijdens MDFT-therapie. Dit geeft [minderjarige] en de moeder goed inzicht in hoe zij op elkaars worden reageren. [minderjarige] is aangemeld voor hulpverlenging bij de Waag.
4.2.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. Het gaat over het algemeen goed thuis. De moeder en [minderjarige] hebben allebei een temperamentvol karakter. Daardoor ontstaan er soms discussies of ruzies. De moeder en [minderjarige] proberen dan weg te lopen uit de situatie, om te voorkomen dat het escaleert. Mocht de situatie toch escaleren, dan belt de moeder meteen voor hulp. De moeder denkt dat het haar en [minderjarige] zal lukken om zich aan de voorwaarden te houden.
4.3.
Door de vader is ingestemd met het verzochte. De vader verwent [minderjarige] en geeft haar vrijheden, maar praat ook met haar over waarom bepaalde dingen wel en niet mogen. De vader wil gaan praten met de MDFT-therapeut van [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Buiten de gesloten accommodatie kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [minderjarige] heeft kindeigen problematiek en mogelijk last van trauma’s vanwege haar belaste verleden. Hiermee hangt samen dat zij (zeer) onveilige situaties kan opzoeken en voor veel onrust en incidenten kan zorgen. Dit laatste werd ook op [instelling] gezien. [minderjarige] en de moeder werken via MDFT-therapie hard aan het verbeteren van hun relatie en onderlinge communicatie om escalaties te voorkomen. Zij proberen hierbij weg te lopen wanneer de confrontatie oploopt. Dat dit nog niet altijd lukt, blijkt uit het handgemeen dat zeer recent nog heeft plaatsgevonden. Positief is dat de moeder hierover direct contact heeft opgenomen met [instelling] om te vragen wat te doen. Positief is ook dat [minderjarige] het Ingang traject heeft afgerond en na de zomervakantie mag beginnen met haar opleiding. Ze heeft daar veel zin in. De kinderrechter ziet dat [minderjarige] en de moeder erg hun best doen, maar de recente escalatie maakt duidelijk dat het van belang is dat de voorwaardelijke machtiging tot gesloten jeugdhulp voorlopig als stok achter de deur blijft fungeren. Daarvoor zijn duidelijke voorwaarden afgesproken, die bijdragen aan een goede ontwikkeling van [minderjarige] en die ervoor moeten zorgen dat de situatie voor alle betrokkenen veilig is. Het is noodzakelijk dat de hulpverlening vanuit [instelling] de komende periode wordt voortgezet en dat de hulpverlening vanuit de Waag zal gaan starten. In het geval dat [minderjarige] zich niet aan de voorwaarden houdt, zal zij, zoals ter zitting is uitgelegd, eerst naar [instelling] gaan, totdat er een passende plek voor haar is gevonden. Er zullen geen vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast zolang [minderjarige] zich aan de voorwaarden houdt. Indien [minderjarige] naar [instelling] moet, zullen daar in overleg met [minderjarige] en haar ouders vrijheidsbeperkende maatregelen worden afgesproken die binnen het wettelijk kader passen.
[minderjarige] heeft ter zitting kenbaar gemaakt de jeugdhulp te aanvaarden, zoals opgenomen in het overgelegde hulpverleningsplan. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aangegeven het hulpverleningsplan met daarop de handtekening van [minderjarige] en haar ouders na te zenden.
5.3.
Aan de voorwaardelijke machtiging worden de volgende voorwaarden gesteld:
[minderjarige] gaat naar school volgens haar rooster;
[minderjarige] en haar ouders blijven zich inzetten voor het MDFT-traject (tweemaal per week). Daarnaast is er ambulante begeleiding vanuit [instelling] (eenmaal per week waaraan zij meewerken). [minderjarige] zal schematherapie volgen bij de Waag zodra dat mogelijk is;
[minderjarige] en haar ouders houden zich aan de bodemeisen en de daarbij behorende veiligheidsafspraken, zoals uitgebreid omschreven in het gezinsplan van 20 juni 2025 op pagina 3, te weten:
- er is geen sprake van huiselijk geweld (slaan, schoppen, bijten);
- [minderjarige] is geen getuige van verbaal huiselijk geweld (schreeuwen, schelden, bedreigen, intimideren) bij de moeder;
- [minderjarige] is geen getuige van verbaal huiselijk geweld (kwetsende opmerkingen of opmerkingen die seksueel getint opgevat kunnen worden) bij de vader;
4. er is geen sprake van fysieke agressie;
5. [minderjarige] komt niet in aanraking met politie en justitie.
5.4.
De kinderrechter verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 16 juli 2025 tot 16 januari 2026, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan en het aangehechte gezinsplan zijn gesteld;
6.2.
verzoekt de gecertificeerde instelling het hulpverleningsplan getekend door [minderjarige] , de vader en de moeder aan de rechtbank en de belanghebbenden te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.I. Klijn als griffier, en op schrift gesteld op 27 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet (Jw).