ECLI:NL:RBDHA:2025:1428

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
NL24.46241
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst

Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de voorzieningenrechter, N.M. van Waterschoot, het verzoek om een voorlopige voorziening heeft afgewezen. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens aanvraag door de Minister van Asiel en Migratie niet in behandeling werd genomen. De minister stelde dat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublin-overeenkomst. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 13 januari 2025, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden, is het verzoek behandeld. De rechtbank heeft in een andere zaak, NL24.46240, het beroep van de verzoeker gegrond verklaard en het bestreden besluit van de minister vernietigd. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek.

De voorzieningenrechter heeft tevens de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 907,--, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten voor het verschijnen op zitting zijn in de uitspraak op het beroep vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46241

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.A. Scholtmeijer),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Procesverloop

1. Bij besluit van 22 november 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL24.46240 (het beroep), op 13 januari 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.46240, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de minister de asielaanvraag van eiser in behandeling neemt, inhoudelijk beoordeelt en daarop een besluit neemt. Een voorlopige voorziening is gelet daarop niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook af.
3. Gelet op de uitkomst van de beroepsprocedure veroordeelt de voorzieningenrechter de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,-- en een wegingsfactor 1). De kosten die verband houden met het verschijnen op zitting zijn in de uitspraak op het beroep vergoed.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.