Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 18 juni 2025 ingekomen verzoek van:
[de vader] ,
[de moeder] ,
Procedure
- het verzoekschrift van de vader;
- het F9-formulier van 7 juli 2025 van de vader, met bijlage;
- het verweerschrift met zelfstandig verzoek van de moeder, ingekomen op 7 juli 2025;
- het F9-formulier van 8 juli 2025 van de vader, met bijlage.
Verzoek en verweer
Feiten
- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
- Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] , [geboorteland] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- Op 19 augustus 2024 hebben de moeder en de vader met [minderjarige] de woning van partijen in Polen verlaten en zijn zij met [minderjarige] naar Nederland vertrokken voor een familiebezoek. De vader heeft hiermee ingestemd.
- Op 26 oktober 2024 heeft de moeder aan de vader meegedeeld dat zij niet met [minderjarige] wil terugkeren naar Polen.
- De vader en de moeder hebben getracht op 11 en 12 januari 2025 en op 26 en 27 mei 2025 door middel van crossborder mediation, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, tot een minnelijke regeling te komen. De mediation tussen partijen is niet geslaagd.
- De vader, de moeder en [minderjarige] hebben allen de Nederlandse en de Poolse nationaliteit.
Beoordeling
“Ik weet ook dat je het niet fijn vindt dat ik met [minderjarige] bij mijn ouders ben.”Uit de mailwisselingen tussen de ouders op 29 november 2024 blijkt dat de vader aan de moeder schrijft
“Ik ben absoluut tegen jouw langdurige verblijf in Nederland, en dat weet je.”,
“Het is natuurlijk jouw eigen keuze als volwassene om in Nederland te werken, maar ik heb vanaf het begin duidelijk aangegeven hoe destructief ik dit vind, zowel voor onze financiële situatie als voor ons gezin. Dat standpunt is nooit veranderd. Bovendien begrijp ik niet hoe je dit kunt doen terwijl [minderjarige] je thuis in Polen nodig heeft. Het blijft voor mij onbegrijpelijk en onverantwoord.”en
“Ten overvloede wil ik benadrukken dat ik nooit heb ingestemd met een permanent verblijf in Nederland. Ik heb vanaf het begin duidelijk gemaakt dat ik tegen een langdurig verblijf was, en dat blijft onveranderd. Ik heb enkel, met tegenzin, ingestemd met een korte vakantie. Jij hebt daarna aangedrongen op verlenging, waar ik tegen was, maar wat je onder druk van je moeder toch hebt doorgezet.”Uit de mailwisselingen tussen de ouders in december 2024 blijkt dat de vader meermaals benadrukt dat hij wil dat [minderjarige] terugkeert naar Polen. De moeder schrijft in de mailwisseling aan de vader dat zij hadden afgesproken dat de moeder met [minderjarige] in Nederland is en dat de moeder daar werkt. Uit de overgelegde stukken blijkt echter niet dat de ouders dat hebben afgesproken. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat de vader toestemming heeft gegeven voor de achterhouding van [minderjarige] in Nederland, na het familiebezoek. Dat betekent dat de achterhouding van [minderjarige] in Nederland is geschied in strijd met het gezagsrecht van de vader naar Pools recht, zodat de rechtbank tot het oordeel komt dat de achterhouding van [minderjarige] in Nederland moet worden aangemerkt als ongeoorloofd in de zin van artikel 3 van het Verdrag.