Uitspraak
Rechtbank den haag
1.STICHTING AMSTERDAM UMC te Amsterdam,
ERASMUS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM ROTTERDAM (ERASMUS MC)te Rotterdam,
LEIDS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM (LUMC)te Leiden,
ACADEMISCH ZIEKENHUIS MAASTRICHTte Maastricht,
RADBOUD UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM/RADBOUDUMCte Nijmegen,
UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM GRONINGEN (UMCG)te Groningen,
UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM UTRECHTte Utrecht,
1.De procedure
2.Het incident tot tussenkomst, althans voeging
3.De feiten
- dat de opdrachtnemer van Perceel 2 op basis van benodigde expertise, capaciteit en behoefte op aanvraag zal worden ingezet en dat er geen garantie is dat op elke Minicompetitie een adviserende rol van die opdrachtnemer nodig is (antwoord op vraag 70) en verder
- dat de opdrachtnemer van Perceel 1 de feitelijke Minicompetitie moet uitvoeren op basis van het Pakket van Eisen en Wensen en de prijs-/kwaliteitweging die hieraan voorafgaand door de aanbestedende dienst of door de opdrachtnemer van Perceel 2 is opgesteld (antwoord op vraag 71).
- dat in het kader van Perceel 2 sprake is van een door de aanbestedende dienst af te nemen dienst wanneer
- dat de rol van de aanbestedende dienst
- “In principe zijn we voornemens twee percelen te gunnen. Ten overvloede: Hier wordt bedoeld dat de opdrachtnemer p2 niet per definitie bij alle uitvragen onder de raamovereenkomst p1 betrokken hoeft te zijn.”(antwoord op vraag 205),
- dat het ontbreken van een geldige inschrijving voor Perceel 2 geen consequenties heeft voor Perceel 1, omdat de rol die door de opdrachtnemer van Perceel 2 ingevuld zou moeten worden, dan door de UMC’s zelf wordt ingevuld of dat er in die situatie een heraanbesteding wordt georganiseerd (antwoord op vraag 206),
- dat de aanbestedende dienst erop wijst dat er geen verplichting tot gunning bestaat en dat de aanbesteding tot in een laat stadium mag worden ingetrokken, waarbij het desbetreffende perceel als mislukt wordt beschouwd (antwoord op vraag 207),
- dat het de intentie van de aanbestedende dienst is om de gevraagde diensten bij de dienstverlener van Perceel 2 onder te brengen, waarbij de aanbestedende dienst op voorhand geen omzetgarantie kan/zal bieden (antwoord op vraag 208) en
- dat de inzet van de opdrachtnemer van Perceel 2 naar behoefte en casuïstiek is, afhankelijk van de invulling van de dienst (antwoord op vraag 209).
4.Het geschil
primairde UMC’s te verbieden om de opdracht, in het bijzonder met betrekking tot Perceel 1, definitief te gunnen aan PQR op basis van de gunningsbeslissing van 18 april 2025 en de UMC’s te gebieden om die gunningsbeslissing in te trekken en om de aanbestedingsprocedure te staken en
subsidiairde UMC’s te verbieden om de opdracht, in het bijzonder met betrekking tot Perceel 1, definitief te gunnen aan PQR op basis van de gunningsbeslissing van 18 april 2025 en de UMC’s te gebieden om die gunningsbeslissing in te trekken, om de inschrijvingen van SLTN en PQR te laten herbeoordelen op subsubgunningscriterium 3 en om een nieuwe gunningsbeslissing te nemen, waarbij het de UMC’s vrij staat om de aanbestedingsprocedure in te trekken, mits zij daarbij de fundamentele beginselen van aanbestedingsrecht in acht nemen, een en ander met veroordeling van de UMC’s in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.De beoordeling van het geschil
“De mate waarin uw beantwoording concreet uitgewerkt en onderbouwd is”, waarbij is toegelicht dat die aspecten geen nadere subsubgunningscriteria zijn, maar aspecten waarop de beoordelaars de inschrijving beoordelen om tot één integraal rapportcijfer te komen.