ECLI:NL:RBDHA:2025:14346
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag wegens ernstige misdrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser betrokken was bij de dood van een buurman, wat door de rechtbank als een ernstig niet-politiek misdrijf werd gekwalificeerd onder artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag. Eiser had aangevoerd dat hij handelde uit zelfverdediging, maar de rechtbank oordeelde dat hij de mogelijkheid had om te vluchten en dat zijn handelen niet als zelfverdediging kon worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen en dat er geen grond was voor een verblijfsvergunning. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding en het beroep werd ongegrond verklaard.