ECLI:NL:RBDHA:2025:14350
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Oezbeekse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan bewijs voor vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Oezbeekse man geboren in 1998, heeft op 16 mei 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Hij heeft zijn aanvraag gebaseerd op een incident in Oezbekistan waarbij hij betrokken was bij een conflict rondom zijn nichtje en heeft gesteld dat hij daar discriminatie heeft ervaren. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de gestelde problemen met de familie van de jongen die zijn nichtje misleidde ongeloofwaardig werden geacht. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de verklaringen van eiser inconsistent en ongeloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aan de voorwaarden van de Vreemdelingenwet voldoet, omdat hij zijn asielaanvraag niet tijdig heeft ingediend en zijn verklaringen niet samenhangend zijn. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.