ECLI:NL:RBDHA:2025:14351
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens niet-tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten. De verzoeker had een beroep ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning. Op 21 mei 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Bij deze intrekking heeft de verzoeker verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De minister heeft aangegeven de proceskosten van de verzoeker te vergoeden.
De rechtbank heeft in overweging genomen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten van de indiener als deze het beroep intrekt omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroepschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister inderdaad tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker door alsnog een besluit te nemen op de aanvraag.
De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld in de proceskosten. De hoogte van de vergoeding is vastgesteld op € 453,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De rechtbank heeft geen andere kosten vastgesteld die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van J.M. Pattynama, griffier.