ECLI:NL:RBDHA:2025:14421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
NL22.23819 en NL23.7470
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van een Turkse vrouw die huiselijk geweld door haar echtgenoot heeft ervaren en vrees heeft voor eerwraak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van een Turkse vrouw beoordeeld die asiel heeft aangevraagd na ernstige mishandelingen door haar echtgenoot. Eiseres heeft op 12 januari 2022 asiel aangevraagd en op 28 oktober 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. De asielaanvraag werd op 28 februari 2023 afgewezen, waarbij verweerder de relevante elementen van huiselijk geweld geloofwaardig achtte, maar geen asielgrond vond. Eiseres heeft echter ernstige vrees voor eerwraak, wat door de rechtbank niet voldoende is erkend. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres bij terugkeer naar Turkije bescherming zou kunnen krijgen van de Turkse autoriteiten, gezien de aanhoudende bedreigingen van haar echtgenoot. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk, maar het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.267,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.23819 en NL23.7470

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 12 januari 2022 asiel aangevraagd. Op 28 oktober 2022 heeft zij verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Op 22 november 2022 heeft zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag (zaaknummer NL22.23819).
Verweerder heeft vervolgens met het bestreden besluit van 28 februari 2023 de asielaanvraag van eiseres afgewezen. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het bestreden besluit. Op 12 maart 2023 heeft eiseres ook nog afzonderlijk beroep ingesteld tegen de afwijzing van de aanvraag in het bestreden besluit (NL23.7470).
Op 18 april 2023 heeft verweerder op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Het asielrelaas
1. Eiseres heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1984. Zij heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij uit Turkije is gevlucht vanwege ernstige problemen met haar echtgenoot. De echtgenoot heeft eiseres meermaals mishandeld, met de dood bedreigd en heeft gezworen om eerwraak op haar te nemen. Volgens de echtgenoot zou eiseres een relatie met een andere man hebben, omdat zij een echtscheiding wil en deze zou hebben doorgezet (omdat de echtgenoot zich verzet is nog geen scheidingsprocedure aanhangig). In het verleden heeft de echtgenoot veel misdaden gepleegd: hij heeft een strafblad, en hij heeft mensen ontvoerd (waaronder zijn schoonzoon) en gemarteld. Eiseres heeft pogingen ondernomen om de bescherming van de Turkse autoriteiten in te roepen, maar dit is tevergeefs geweest. Hoewel er een kortstondig straatverbod is opgelegd kwam zij haar echtgenoot tegen, zonder dat de politie haar heeft geholpen (zij stellen niets te kunnen doen zolang hij niets heeft gedaan). Eiseres vreest ook voor haar drie kinderen die bij de vader verblijven en niet goed door hem worden verzorgd. Eiseres heeft een vijftal aangiftes tegen haar echtgenoot gedaan zonder dat de situatie is gewijzigd. Daarom vreest zij dat de Turkse autoriteiten haar niet tegen de echtgenoot zullen beschermen en dat, bijvoorbeeld, plaatsing in een vrouwenopvang vergeefs zal zijn. Ook in Nederland ontvangt eiseres nog bedreigingen van de echtgenoot. Hij probeert contact met haar te zoeken, bedreigt haar broer in Turkije en heeft tegen haar broer gezegd dat hij haar achterna zal komen en zal doden zodra hij haar te pakken krijgt.
Het bestreden besluit
2.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- huiselijk geweld door echtgenoot.
2.2.
Verweerder heeft de relevante elementen geloofwaardig geacht. Volgens verweerder leveren de elementen echter geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft daarbij meegewogen dat de echtgenoot wegens mishandeling van eiseres is veroordeeld tot een celstraf en dat niet is gebleken van een niet-functionerende rechtsgang of een gebrek aan welwillendheid van de Turkse autoriteiten om eiseres te beschermen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zich in de toekomst niet (meer) tot de Turkse autoriteiten zou kunnen wenden voor bescherming of dat een dergelijk verzoek bij voorbaat vruchteloos zou zijn. Volgens verweerder ligt het daarnaast in de lijn der verwachting dat eiseres voldoende zelfredzaam is om zich, indien nodig, elders in Turkije te vestigen. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
Oordeel van de rechtbank
Beoordeling beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar asielaanvraag omdat verweerder inmiddels alsnog op die aanvraag heeft beslist. Dit beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. Aangezien verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn een besluit heeft genomen en eiseres het beroep op juiste gronden heeft ingesteld wordt verweerder wel veroordeeld in de proceskosten die eiseres in verband met dit beroep heeft gemaakt.
Beoordeling vrees voor de echtgenoot
4.1.
Eiseres heeft verklaard dat zij gedurende langere tijd is mishandeld door de echtgenoot. Op enig moment is de situatie dermate ernstig geworden dat zij door de Turkse politie is opgehaald, is ondergebracht in een blijf-van-mijn-lijfhuis, en naar aanleiding van de mishandelingen medisch is onderzocht in het ziekenhuis. Eiseres heeft daarna hulp gezocht om zich elders – circa 200 kilometer verderop, in de woonplaats van haar moeder – te vestigen. Gedurende deze periode is er een strafrechtelijke procedure tegen de echtgenoot in gang gezet. De echtgenoot heeft een straatverbod opgelegd gekregen, maar ondanks deze maatregel heeft hij hun zoon meegenomen (ontvoerd) van school. Voor de mishandeling van eiseres is de echtgenoot veroordeeld tot een gevangenisstraf van een half jaar, die vervolgens is verminderd tot één maand en 26 dagen. Volgens eiseres is deze straf echter niet ten uitvoer gelegd door de officier van justitie. Ter onderbouwing van dit alles heeft zij onder meer de volgende documenten overgelegd:
- proces-verbaal aangifte van 12 september 2021 (betreft aangifte van de mishandeling)
- uitspraak van de familierechter van 14 september 2021 (straat- en contactverbod voor 30 dagen)
- beschermingsmaatregel districtsbestuur van 23 september 2021 (plaatsing in een vrouwenopvang)
- vonnis van de rechtbank van 22 november 2021 (veroordeling tot één maand en 26 dagen gevangenisstraf, na aftrek van strafvermindering wegens goed gedrag).
Eiseres is op een voor haar kritiek moment in de procedure uit Turkije gevlucht. Dat was het moment waarop de echtgenoot hun zoon ontvoerde en aan de broer van eiseres vertelde dat hij eiseres zou pakken en vermoorden. Zij heeft voorts aangevoerd dat de echtgenoot de kinderen bij haar moeder heeft weggehaald en haar nog altijd telefonisch blijft bedreigen.
4.2.
Het standpunt van verweerder houdt in dat eiseres in Turkije een beroep kan doen op eenzelfde rechtsgang als voorheen. Verweerder stelt dat eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat deze rechtsgang haar onvoldoende bescherming biedt. Ook is niet gebleken dat eiseres op geen enkele wijze, wanneer zij zich uitputtend wendt tot de Turkse autoriteiten, opnieuw aangifte kan doen of beschermingsmaatregelen kan genieten.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder de problemen met de echtgenoot van eiseres volledig geloofwaardig heeft geacht. Evenmin is tussen partijen in geschil dat de Turkse autoriteiten beschermende maatregelen ten behoeve van eiseres hebben genomen maar dat de opgelegde gevangenisstraf niet ten uitvoer is gelegd en het opgelegde straatverbod niet is nageleefd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres onterecht tegengeworpen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat dezelfde rechtsgang haar bij terugkeer geen bescherming zal bieden tegen de ernstige bedreigingen door haar echtgenoot. Verweerder heeft onterecht aangenomen dat eiseres effectieve bescherming kan krijgen van de Turkse autoriteiten. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
4.3.1.
In het strafvonnis van 22 november 2021 is het volgende over de echtgenoot te lezen: “
Gelet op de persoonlijkheid van de verdachte, zijn sociaaleconomische toestand en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, heeft onze rechtbank niet de overtuiging bekomen dat de verdachte niet zal recidiveren, op grond waarvan niet kan worden besloten tot de oplegging van een voorwaardelijke straf […] en het uitstellen van de straf […].” Verder volgt uit de – niet betwiste – verklaringen van eiseres dat de echtgenoot een bedreigend en zeer gewelddadig persoon is, nu hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, doodsbedreigingen, en (naar gesteld) ontvoering en marteling. Eiseres stelt ook dat zij tot op heden nog wordt bedreigd. Hoewel de tot op heden aanhoudende doodsbedreigingen niet zijn onderbouwd, blijkt uit de overgelegde verklaring van haar Turkse echtscheidingsadvocaat van 30 december 2024 dat de echtgenoot zich ook richting haar (de advocaat) bedreigend heeft uitgelaten. Daarnaast blijkt uit die verklaring dat hij uitingen van stalking heeft gedaan en meermaals heeft verklaard dat hij niets te verliezen heeft, eiseres zal doden en zijn straf zal uitzitten. Volgens de advocaat is ook sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen eiseres en de echtgenoot, en lijkt de situatie eerder een (obsessieve) eerkwestie te betreffen dan – zoals verweerder heeft aangenomen – een geval van ‘huiselijk geweld’. Dit wordt mede ondersteund door de omstandigheid dat de echtgenoot twijfelt of de kinderen biologisch van hem zijn.
4.3.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder weliswaar kunnen aanvoeren dat de Turkse autoriteiten beschermingsmaatregelen ten behoeve van eiseres hebben getroffen, maar heeft verweerder daarbij onvoldoende gemotiveerd in hoeverre deze maatregelen daadwerkelijk doeltreffend waren en bij terugkeer zullen zijn. Daarbij komt dat verweerder in het besluit is uitgegaan van een geval van huiselijk geweld en onvoldoende rekening houdt met het feit dat hier gaat om een geval van eerwraak die, noch door het verstrijken van de tijd noch door de vlucht van eiseres uit Turkije, in intensiteit lijkt te zijn afgenomen. Ten aanzien van het hoge recidiverisico stelt verweerder slechts, zonder nadere onderbouwing, dat dit niet tot een ander oordeel over de beschermingsmogelijkheden en beschikbare rechtsgang leidt. Dat eiseres opnieuw in aanraking zou kunnen komen met haar echtgenoot doet verweerder af als een onzekere toekomstige gebeurtenis maar daarmee miskent verweerder de persoon van de echtgenoot die, naar eiseres onbetwist stelt, handelt vanuit een obsessieve eerkwestie. Ook houdt verweerder daarbij onvoldoende rekening met de beperkte aard en het beperkte effect van de reeds opgelegde maatregelen. Zo is de opgelegde gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd, hetgeen volgens verweerder op zichzelf niet betekent dat eiseres onvoldoende is beschermd.
4.3.3.
Verweerder heeft bovendien onvoldoende onderkend dat de verklaringen van eiseres over het door haar ervaren gebrek aan effectieve en structurele bescherming door de Turkse autoriteiten aansluiten bij de aangehaalde landeninformatie. Het gaat dan onder meer om haar verklaring dat de echtgenoot, ondanks een contactverbod, hun zoon van school heeft gehaald (ontvoerd), haar bleef stalken (zie het nader gehoor, p. 28 tot en met 31), en tot op heden nog steeds contact met haar zoekt. Dat komt overeen met het beeld dat uit de ambtsberichten oprijst. Zo volgt uit het – in het bestreden besluit betrokken – algemeen ambtsbericht Turkije van 2 maart 2022 (AA 2022) dat er formeel gezien wel rechtsmiddelen bestonden om vrouwen te beschermen tegen geweld, maar dat in de praktijk de wil ontbrak tot handhaving. Veelal konden mannen, aan wie een contactverbod was opgelegd, zich straffeloos begeven in de buurt van het woonadres van de vrouw (AA 2022, p. 56). In het door de rechtbank ambtshalve betrokken ambtsbericht van 24 februari 2025 (AA 2025) wordt eveneens melding gemaakt over situaties waarbij agressieve mannen herhaaldelijk en straffeloos een contactverbod overschreden (AA 2025, p. 79). Ook volgt uit dit ambtsbericht en dat van 2022 dat de implementatie en handhaving van de bestaande rechtsmiddelen – de zo aangeduide
Law to Protect the Family and Prevent Violence against Women (Law No. 6284)– te wensen overliet. Dat de Turkse autoriteiten onvoldoende in staat zijn, zelfs als beschermingsmaatregelen worden genomen, om daadwerkelijk en effectief bescherming te bieden aan vrouwen tegen geweld van mannen (/partners) volgt ook uit het door eiseres aangehaalde rapport van Human Rights Watch van 26 mei 2022 “
Combatting Domestic Violence in Turkey” en de bevindingen van de speciaal rapporteur van de Verenigde Naties van 27 juli 2022 “Violence against women and girls, its causes and consequences, Reem Alsalem” (p. 16).
4.3.4.
Gelet op de ernst en het aanhoudende karakter van de (aan eerwraak gerelateerde) bedreigingen, de beperkte mate van bescherming die eiseres reeds heeft ervaren, en de twijfels die uit de beschikbare landeninformatie voortvloeien over de effectiviteit en het structurele karakter van de bescherming door de Turkse autoriteiten, lag het op de weg van verweerder om deugdelijk te onderzoeken en te motiveren waarom eiseres desondanks bij terugkeer bescherming zou kunnen verkrijgen van diezelfde autoriteiten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres nog altijd formeel met haar echtgenoot is gehuwd – omdat hij weigert mee te werken aan een echtscheiding – en dat de kinderen bij hem verblijven. Dit maakt het vrijwel onvermijdelijk dat zij bij terugkeer met hem in aanraking zal komen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres zich niet uitputtend tot de Turkse autoriteiten heeft gewend maar heeft niet gemotiveerd welke aanvullende stappen eiseres, naast de reeds door haar bewandelde route, nog had kunnen ondernemen om meer bescherming te verkrijgen.
4.4.
De beroepsgrond slaagt.
Vestigingsalternatief
5.
5.1.
Tot slot heeft verweerder gesteld dat eiseres zich in Turkije evenwel in een andere plaats zou kunnen vestigen, dat zij een opgeleide vrouw is en dat zij, mede met haar periodes in Nederland in het achterhoofd, voldoende zelfredzaam is om zich op een nieuwe plek (in Turkije) te kunnen vestigen. De stelling dat de echtgenoot haar overal zou kunnen vinden, is volgens verweerder niet onderbouwd. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij niet ver weg van haar kinderen mag wonen, heeft verweerder aangevoerd dat hij geen uitspraken heeft gedaan over de afstand tot haar echtgenoot of kinderen in het geval van een vestigingsalternatief. Volgens verweerder is het hoofdelement in dat kader het zelfstandig verblijf van eiseres, ongeacht de fysieke afstand tot haar echtgenoot en kinderen.
5.2.
Voor het juridisch kader verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2044, rechtsoverweging 2.2. In dit geval dient verweerder, gelet op wat is overwogen over het reële risico op een met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) strijdige behandeling, alsnog deugdelijk te motiveren waarom het gevaar dat uitgaat van de echtgenoot niet aannemelijk is. In dit verband heeft verweerder bovendien onvoldoende onderbouwd dat wordt voldaan aan voorwaarde (a) van paragraaf C2/3.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000, onder het kopje ‘
binnenlands beschermingsalternatief’, inhoudende dat in het andere gebied – welk gebied dat volgens verweerder ook zou zijn – geen sprake mag zijn van een reëel risico op dreiging door de echtgenoot. Verweerder dient daarbij ook de persoonlijke omstandigheden van eiseres te betrekken, waaronder de omstandigheid dat haar kinderen bij de echtgenoot verblijven en de dreiging die daaruit kan voortvloeien, zoals hierboven onder 4.3.4 is overwogen. Het standpunt van verweerder dat de kern van het vestigingsalternatief is gelegen in het zelfstandig verblijf van eiseres, ziet enkel op het zich onttrekken aan het geloofwaardig geachte huiselijk geweld, maar doet onvoldoende recht aan het motief van eiseres dat haar echtgenoot handelt uit eerwraak.
5.3.
Ook de beroepsgrond die is aangevoerd tegen het onder 5.1. vermelde standpunt van verweerder treft doel.
Uitkomst
6.
6.1.
Het beroep is, gelet op het voorgaande gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Gelet hierop, en in het licht van de hierna te bespreken wijze van geschilbeslechting, laat de rechtbank de overige beroepsgronden buiten bespreking. De rechtbank merkt daarbij op dat verweerder in een nieuw te nemen besluit kan ingaan op de beroepsgrond die eiseres voor het eerst ter zitting heeft aangevoerd, namelijk dat zij in aanmerking zou moeten komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, gelet op de stelling dat zij zou behoren tot een “sociale groep” in de zin van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 januari 2024, ECLI:EU:C:2024:47. Deze beroepsgrond is onredelijk laat in de beroepsfase ingebracht en bovendien niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank daar thans geen inhoudelijk oordeel over geeft.
6.2.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat verweerder de hiervoor geconstateerde gebreken in het bestreden besluit niet in de beroepsfase heeft hersteld. De rechtbank zal ook niet zelf in de zaak voorzien, omdat het aan verweerder is om op een asielaanvraag te beslissen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat, gelet op de aard van de gebreken en de wijze waarop die moeten worden hersteld, niet valt in te zien dat eiseres op die manier eerder uitsluitsel zal krijgen in haar zaak dan als verweerder de opdracht wordt gegeven een nieuwe beslissing op de asielaanvraag te nemen. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. Tenzij terstond wordt overgegaan tot inwilliging van de asielaanvraag, dient verweerder in het bestreden besluit, eventueel na een individueel onderzoek naar de beschermingsmogelijkheden die de Turkse autoriteiten kunnen bieden, deugdelijk te motiveren dat eiseres bij terugkeer naar Turkije geen reëel risico loopt op ernstige schade door de echtgenoot. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van tien weken.
7. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.267,50 (0,5 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het bestreden besluit en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen tien weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Boesman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.