ECLI:NL:RBDHA:2025:14485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
09/353060-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake heropening van het onderzoek naar noodzaak van tbs met dwangverpleging en zorgmachtiging

Op 1 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een tussenvonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van ernstige misdrijven, waaronder bedreiging en poging tot moord. De rechtbank heeft het onderzoek heropend omdat zij onvoldoende informatie had om een beslissing te nemen over de noodzaak van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. De verdachte, geboren in 1957 en gedetineerd in een justitieel centrum, heeft tijdens de zittingen zijn verweer gevoerd, bijgestaan door zijn raadsman. De officier van justitie heeft tbs geëist, maar de rechtbank heeft geconstateerd dat er onduidelijkheid bestaat over de effectiviteit van een zorgmachtiging in dit geval. De rechtbank heeft deskundigen geraadpleegd die hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een waanstoornis, wat van invloed is op zijn gedragingen. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te schorsen en te heropenen, en verzoekt de officier van justitie om een zorgmachtiging voor te bereiden. Dit houdt in dat er een zorgplan en bevindingen van de geneesheer-directeur moeten worden gepresenteerd op de volgende zitting. De rechtbank heeft ook de oproeping van deskundigen en de verdachte bevolen voor de volgende zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/353060-24
Datum uitspraak: 1 augustus 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende tussenvonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ).
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
gedetineerd in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg van de
penitentiaire inrichting [locatie] (PPC).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 14 februari 2025 en 13 mei 2025 (alle pro forma) en 18 juli 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. D. F.R. de Vrught, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. R. Heemskerk, naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde veroordeeld wordt tot de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 5 november 2024 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven,
immers
- is verdachte met een of meer jerrycan(s) gevuld met benzine, althans een brandbare vloeistof en/of met een aansteker naar de winkel van die [slachtoffer] gegaan,
- heeft verdachte de dop(pen) van die jerrycan(s) gedraaid,
- heeft verdachte deze benzine, althans deze brandbare vloeistof, in de winkel van die [slachtoffer] en/of over die [slachtoffer] gegoten en/of gegooid,
- heeft verdachte daarbij tegen die [slachtoffer] gezegd: "Als je wil blijven leven, ren voor je leven. Ik ga jou en je winkel branden." en/of "Ik ga jou in stukjes hakken, ik ga jou dood maken en je zal rennen voor je leven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- heeft verdachte bij zijn aanhouding gezegd: "Ik wilde de winkel en de eigenaar in brand zetten.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 12 juni 2024 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer] met een (wandel)stok tegen het been, althans het lichaam te slaan,
- met een hamer een dreigende beweging naar die [slachtoffer] te maken,
- een kopstoot in de richting van die [slachtoffer] te geven en/of
- door die [slachtoffer] bij de keel te grijpen;

3.Heropening en schorsing van het onderzoek ter terechtzitting

Tijdens de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, zodat zij zich onvoldoende voorgelicht acht om een beslissing te nemen.
Rapportages
De verdachte is onderzocht door [psychiater] , psychiater, en [psycholoog] , psycholoog. Beiden komen in de Pro-Justitiarapportages tot de conclusie dat de verdachte lijdt aan een waanstoornis en dat het zeer aannemelijk is dat deze waanstoornis van invloed was op verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
De deskundigen adviseren beiden de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De psycholoog heeft gerapporteerd dat de aard en ernst van de pathologie, in samenhang met de afwezigheid van enig ziektebesef en (intrinsieke) motivatie voor (medicamenteuze) behandeling alsmede het hoge recidive-risico dat al op korte termijn kan ontstaan, een behandeling in een klinische setting met een hoog beveiligingsniveau vereist die (indien nodig) lang kan duren. Dit betekent dat een behandeling in het kader van een zorgmachtiging volgens de psycholoog bij voorbaat kansloos is en dat ook een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden onvoldoende mogelijkheden en waarborgen biedt voor de maatschappelijke veiligheid. De psychiater heeft een gestructureerde, langdurige klinische behandeling binnen een forensisch psychiatrisch kader met minimaal veiligheidsniveau 2 geadviseerd, gelet op de ernst van de paranoïde belevingen en het risico op escalatie. Doel van deze behandeling is om de verdachte te stabiliseren, het risico op recidief gewelddadig gedrag te verlagen en de behandelbereidheid te vergroten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 23 april 2025. Hieruit volgt dat de verdachte gedurende circa 30 jaar zelfstandig in Nederland woont. De verdachte heeft geen steunend (sociaal) netwerk. In zijn omgeving is hij niet opgevallen en is hij niemand tot last geweest. De verdachte heeft verder nooit eerder contact gehad met de reclassering en ook is niet gebleken dat hij in een eerdere periode (langdurige contacten) hulpverlening of behandeling heeft gehad. De reclassering heeft het vermoeden dat betrokkene ‘onder de radar’ is gebleven van hulpverlening, omdat geen aanleiding bestond tot contact met de GGZ.
Onvoldoende duidelijkheid – subsidiariteit
Ondanks de inhoud van de rapportages van de deskundigen en reclassering is onvoldoende duidelijk waarom het kader van de zorgmachtiging in dit geval
in concrete zinonvoldoende is om verdachte te stabiliseren en op die manier het herhalingsgevaar tot een acceptabel niveau terug te brengen.
Daarbij komt dat de zorgmachtiging periodiek wordt geëvalueerd en wanneer dat nodig is telkens kan worden verlengd. In zoverre is zij niet in tijd beperkt.
Bij dat alles moet in gedachten worden gehouden dat, als het zou komen tot oplegging van een maatregel, de rechtbank gehouden is de minst ingrijpende effectieve maatregel op te leggen.
De vraag naar de minst ingrijpende effectieve maatregel is mede ingegeven door de opvallende omstandigheid dat verdachte, die volgens de deskundigen aan een waanstoornis lijdt, geen ziektebesef toont en op geen enkele manier wenst mee te werken aan behandeling, tot de incidenten die plaats zouden hebben gevonden op 12 juni en 5 november 2024 - niet eerder is opgevallen en ook nooit eerder behandeling of (gedwongen) medicatie heeft gehad.
Verder merkt de rechtbank op dat de psychiater heeft gerapporteerd dat de verdachte zou kunnen worden behandeld op het beveiligingsniveau 2, welk beveiligingsniveau gerealiseerd zou moeten kunnen worden binnen een reguliere GGZ-instelling en derhalve mogelijk moet zijn binnen een af te geven zorgmachtiging.
Voorbereiding zorgmachtiging
De rechtbank verzoekt de officier van justitie met het oog op artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz) op grond van het tweede lid van artikel 5:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) alsnog een zorgmachtiging voor te bereiden. Hierbij moet ten minste de zorginhoudelijke kant van de voorbereidingsprocedure worden doorlopen.
De rechtbank moet op de volgende terechtzitting in ieder geval de beschikking hebben over een zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Dit betekent dat deze stukken moeten worden opgesteld óók als de geneesheer-directeur en/of de aangewezen zorgverantwoordelijke van mening is/zijn dat niet aan alle vereisten en criteria voor verplichte zorg is voldaan.
De rechtbank moet in staat worden gesteld een weloverwogen afweging te maken over het wel of niet afgeven van een zorgmachtiging en over de vormen van verplichte zorg die eventueel noodzakelijk zijn.
Horen deskundigen
De rechtbank acht het noodzakelijk de betreffende geneesheer-directeur en psychiater Guddat ter terechtzitting nader aanvullende vragen te kunnen stellen. Zij zal dan ook hun oproeping bevelen.
Heropening onderzoek
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting heropenen en schorsen.
Beslissing
De rechtbank,
-
heropenten
schorsthet onderzoek
voor onbepaalde tijden beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op een nader te bepalen datum en tijdstip;
- verzoekt de officier van justitie een zorgmachtiging voor bereiden, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wfz; beveelt de overlegging van de in dat kader opgemaakte en verstrekte stukken aan de rechtbank;
- stelt de stukken in handen van de officier van justitie teneinde uitvoering te geven aan de opdracht om een zorgmachtiging voor te bereiden;
- schorst het onderzoek voor een langere dan de in artikel 282, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van een maand, doch niet langer dan drie maanden, om de klemmende reden dat de agenda van de rechtbank een eerdere voortzetting niet mogelijk maakt;
- beveelt de oproeping van de geneesheer-directeur die de voorbereiding van de zorgmachtiging heeft uitgevoerd als getuige danwel deskundige tegen het tijdstip van de nader te bepalen terechtzitting; beveelt de oproeping van psychiater [psychiater] als deskundige tegen het tijdstip van die nader te bepalen terechtzitting;
- beveelt de oproeping van de verdachte, tegen het tijdstip van de nader te bepalen terechtzitting, met verstrekking van een afschrift van die oproeping aan de raadsman van de verdachte;
- beveelt de mededeling van het tijdstip van die nader te bepalen terechtzitting aan de benadeelde partij;
- beveelt de oproeping van een tolk in de Koerdische taal (Koerdisch Sorani), tegen het tijdstip van de nader te bepalen terechtzitting.
Dit tussenvonnis is gewezen door
mr. C.M.A. de Koning, voorzitter,
mr. G.H.M. Smelt, rechter,
mr. N.J. van Paridon, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. D.A. Goldstoff en B. van der Laken, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2025.